Opnieuw die Berg op!

Hoogwater wordt geclassificeerd door te benoemen hoe vaak zo’n waterstand voorkomt: 1 à 2 keer per jaar, eens in de 2 tot 3 jaar, eens per 5, 10, of zelfs 100 jaar. 2024 markeert het eeuwfeest van een literaire vloed: Thomas Manns de Toverberg. Aanleiding voor mij om opnieuw te gaan genieten van de ijle berglucht en ideologische vergezichten. Tijd voor een eerste herlezing.

Maar eerst een terugblik naar 2012. Ik zit vers in de collegebanken. Iedere verwijzing die de hoogleraar maakt naar boeken, films of filosofen schrijf ik op. Zo krabbel ik tijdens een college Ethiek een tekeningetje van een berg met sterren eromheen boven mijn aantekeningen. De Toverberg, een boek met zo’n poezelige titel moet wel wat te bieden hebben. Wat later in de boekhandel liegt de achterflap er niet om: ‘Het Boek der boeken! ‘ staat er onbescheiden. Laat maar eens zien dan, dacht ik.

Wat mij bovenal fascineerde tijdens het lezen van De Toverberg was dat er feitelijk niets gebeurd. De plot is te vatten in twee zinnen – Een bezoek aan een sanatorium van drie weken, strekt uit tot zeven jaar. Waarbinnen onze middelmatige protagonist speelbal is van concurrerende ideologische posities. Discussies dijen uit, ontwortelen en veranderen van richting en telkens weer zijn er terugkerende haakjes, zoals de Russische vrouw die iedere maaltijd de deur – te laat – dichtsmijt.

Onze protagonist Hans Castorp is beneveld door het object van zijn verlangen, Clavdia Chauchat op de buiten de tijd staande Vastenavond.

En dan, en dan en dan na een pagina of 400 raakt het verhaal in een stroomversnelling op Vastenavond. De sfeer wordt verhit en de taal neemt toe in tempo én dupliceert: onze personages beginnen Italiaans, en met name Frans te spreken. Een fantastisch gesprek ontspint tussen onze protagonist en zijn person of interest. Maar feitelijk gebeurt er niets. Fascinerend.

Geen van de intellectuele uitspattingen in de roman wisten mij af te schrikken. Ik was niet bang om verwijzingen te missen of mij dom te voelen door niet te weten wie Wagner was, of Goethe (De scène op Vastenavond is getiteld Walpurgisnacht en recreëert een scene uit Faust 1 – later doet Mann dit weer in Doktor Faustus en schrijft hij zijn fanfiction hiervan in Lotte in Weimar). Mijn leeshouding was gestoeld op het idee dat proberen iets te begrijpen door het gewoon te lezen altijd méér begrip oplevert dan iets niet lezen omdat je bang bent het wellicht niet volledig te bevatten.

Deze herlezing begin ik niet meer als een zogenaamd onbeschreven blad. Ik ben benieuwd welke thema’s nu als kleefkruid blijven haken en ik ga mijn best doen hier kort en waarschijnlijk niet heel bondig enkele stukken over uit te lichten op deze blog.

Tom v.d. Wijgert

Aan de vooravond van Vastenavond 2024

Leven in Venetië

Waarom moet de kunstenaar sterven? Dood en leven liggen dicht bij elkaar in de kunst. Zo ook in de toneelvoorstelling Dood in Venetië.

Op zomervakanties rond de Middellandse Zee kwam ik overal leeuwen tegen. In de schaduw van een eeuwenoude campanile gevlucht voor de brandende zon. Boven houten kerkdeuren, wakend over de massa toeristen. De leeuw van Venetië, zo leerde ik later, heerste decennialang meedogenloos over de mediterraanse kusten. Inmiddels is de leeuw geketend in timpanen en balustrades.

De stad zelf blijft echter onze harten veroveren. Enerzijds als zinkend doembeeld van de ondergang van ‘onze’ Europese cultuur zoals Ilja Pfeiffer ons vorig jaar liet zien in Grand Hotel Europa. Anderzijds als mythische sprookjesstad waar de gondelier, na Virginia en Leonard Woolf af te zetten bij het Grand Hotel, jou de prachtige geheimen van het leven laat zien.

Leven, dood. Venetië stoeit met deze uitersten. Al moet ik toegeven dat Venetië, en daarin ben ik vast niet de enige, voor mij meer verbonden is met dood. De dood van Gustav von Aschenbach. De kunstenaar die Thomas Mann tot leven brengt in zijn novelle uit 1912 om hem vervolgens aan cholera te laten sterven op het strand van het Lido. Sinds ik in april Ramsey Nasrs toneelbewerking van de Dood in Venetië bezocht blijft het thema rondspoken in mijn hoofd. Leven, dood.

“Someone has to die, in order that the rest of us should value life more.”

In de literatuur is het vaak rechttoe rechtaan:  een personage wordt op de spits gedreven, geduwd tot er geen weg meer terug is. De laatste optie is om de stap over de rand te zetten, een zekere dood tegemoet. Maar waarom moet er iemand sterven? Nicole Kidman als Virginia Woolf vat het pakkend samen in The Hours: “Someone has to die, in order that the rest of us should value life more.” Alles draait om het contrast.

Virginia Woolf in Venice
Poster van Virginia Woolf in Venetië

Als we vervolgens naar Dood in Venetië kijken: waarom moest Von Aschenbach sterven? Ontdekte hij niet juist het leven door zijn meeslepende hartstocht voor Tadzio? Voor het antwoord op deze vraag grijpt Nasr terug op de autobiografische elementen in Manns novelle.  Net als Von Aschenbach, verbleef Mann namelijk een zomer in Venetië. Daar werd Mann zelf betoverd door een engelachtige jongen. Raakte hij in de ban van een jeugdige schoonheid.

De passie die Mann daar op het strand voelde voor de jongen was verboden. Alleen in zijn werk kon Mann zijn ‘ongepaste neigingen’ vrijelijk uiten. De Thomas Mann uit de toneelvoorstelling doet dit geheel ondubbelzinnig: “Raak hem aan,” roept hij meerdere keren tegen Von Aschenbach. Voor de degelijke Duitse burger Thomas Mann is het onmogelijk om zoiets te doen, of om het zelfs maar serieus te willen. Hij is gebonden aan plicht, verwachtingen en een streng moreel kompas. Want als beroemd schrijver heeft hij een belangrijke voorbeeldfunctie.

“Raak hem aan!”

Von Aschenbach moet dan ook sterven om af te rekenen met Manns eigen gevoelens. Dat lijkt de conclusie van het toneelstuk. Manns verliefdheid wordt zo teruggebracht tot een fantasie die besloten ligt tussen de schutbladeren van de novelle. De bom wordt onschadelijk gemaakt.

Death-in-Venice-2
Björn Andrésen en Dirk Bogarde in Viscontis Morte a Venezia

Het is niet toevallig dat het met de kunstenaars vaak niet goed afloopt in Manns verhalen. Er gaat iets gevaarlijks uit van de kunst. Het speelt met het leven, is eerst afstandelijk, maar omarmt het vervolgens volledig en stort zich zo vol hartstocht over de rand. Met wat goede wil is het alsof Mann zichzelf waarschuwde in Dood in Venetië: wordt niet teveel kunstenaar, denk aan je burgerplichten. Plichten die Mann, als vader van vijf, ongetwijfeld heeft waargemaakt.

Het spanningsveld tussen het burgerlijke bestaan en het kunstenaarschap is een terugkerend thema bij Thomas Mann. Een spanning tussen Mann de koopmanszoon en Mann de kunstenaar, de bohemien. In eerdere verhalen zoals Tonio Kröger en Buddenbrooks is het telkens weer de kunstenaar die zichzelf buiten de samenleving plaatst. De echte kunstenaar leidt een verarmd leven, zoals Tonio Kröger al concludeerde.

In Mijn dood in Venetië schrijft Nasr hoe het leven aan hem, de kunstenaar, voorbij trekt. Hij sluit zich op in zijn kamer, hij schrijft en schrijft en schrijft. Over liefde, over kinderen, geluk en leven, maar hij neemt zelf nergens deel aan. Om onderzoek te doen voor zijn toneelbewerking reist Nasr naar Venetië. Om vervolgens in een afgeschermde binnentuin op een kleine afstand van het centrum van Venetië in alle rust te lezen. Hij gaat naar Venetië, maar lijkt er nooit aan te komen. Net als Tonio Kröger ziet hij het leven van de kunstenaar als een minderwaardige afspiegeling van het leven dààrbuiten, wat dat dan ook mag zijn.

Dood in venetie

Die tegenstelling tussen de kunstenaar en het leven of het burgerschap, wat dat dan ook precies mag inhouden, is wat mij betreft te scherp. Toegegeven, het is een spannend intellectueel spel tussen begrippen. En als thematiek van Mann’s boeken, denk aan Buddenbrooks of Doktor Faustus is het prachtig. Maar het blijft eerder een literair thema dan dat het iets zegt over gewone mensen, zoals Thomas Mann of Ramsey Nasr. Want als Mann iets was dan was hij zowel kunstenaar àls burger.

Het is een neiging die lastig te onderdrukken is: de schrijver te serieus nemen. Al snel ga je mee in de gedachtegang van een schrijver, en al helemaal als de schrijver in kwestie Thomas Mann is. Maar zeker wanneer Mann schrijft over thema’s die indirect ook over hem gaan is een hoge mate van wantrouwen geboden. Vaak zitten er namelijk tegenstrijdigheden in de begrippen die Mann daarvoor gebruikt. De begrippen zijn eerder polemisch dan rationeel onderbouwd.

Daarom is het ook te makkelijk om Mann slechts als òf kunstenaar òf burger neer te zetten. Het is nu juist het problematische van de combinatie, van het eeuwige schipperen tussen die twee uitersten. Puur het begrip ‘kunstenaar,’ zonder daartegenover ‘burgerschap’ te zetten, is leeg, een parodie.

Het personage Thomas Mann uit de toneelvoorstelling lijkt echter volledig ingekleurd te zijn door een idee van kunstenaarschap. Van een writer’s block tot onderdrukte verlangens, het personage laat het allemaal zien. De realitycheck in deze is Katia Mann. Zij drukt de schrijver met zijn neus op de feiten (“Hij is pas 14!”). Hoeveel kritiek je ook kunt hebben op de weergave van Katia, wat overigens vrij terecht is, zij brengt ons terug naar de gewone wereld, naar het alledaagse leven. Los van intellectuele spelletjes.

De voorstelling was prachtig. Decor, muziek, verhaal. Maar het thema? Tsja. Uiteindelijk lijkt de toevoeging van Thomas Mann als personage de thematiek niet te verdiepen. Het lijkt slechts een uitstalling van Nasrs eigen ervaringen, van Zijn dood in Venetië. Op het toneel leggen Katia en Thomas het weer bij in een knusse huwelijksscène. En Von Aschenbach? Die mag zich op zijn lijkwade troosten met de gedachte dat hij het leven heeft mogen ervaren.

‘And who will die?’ vraagt Leonard aan Virginia.

‘The Poet will die.’

Een les in menselijkheid. Wat Thomas Mann mij heeft geleerd over democratie.

Een jaar geleden begon ik mijn afstudeeronderzoek naar Thomas Manns politieke teksten; inmiddels ben ik afgestudeerd. Wat heeft dit onderzoek mij geleerd?

Ongeveer anderhalf jaar ben ik bezig geweest met mijn afstudeeronderzoek naar Thomas Mann’s politieke escapades. Een ongebruikelijk, lastig, maar bovenal dankbaar onderwerp. Ik heb niet alleen veel schitterende teksten en essays kunnen lezen, maar heb bovendien nieuwe ideeën opgedaan over mijn eigen relatie tot kunst, politiek en bovenal democratie. Grote thema’s, die sluipenderwijs steeds opduiken.

Voordat ik aan mijn onderzoek begon twijfelde ik of een filosofisch onderzoek naar Thomas Mann’s politieke geschriften wel academisch genoeg zou zijn. Was het niet veel beter en makkelijker om gewoon een filosoof te kiezen? Bovendien, Mann’s politieke teksten worden vaak afgedaan als amateuristisch, onnozel, of simpelweg niet relevant. Was het nu echt wel zinnig om daarin te duiken? Het antwoord op die vraag moge duidelijk zijn. Ik had geen betere keus kunnen maken.

cms491-eth-bibliothek-zrich-thomas-mann-archiv-fotograf-unbekannt-formatkey-jpg-default

Maar waarom nu, of all people, Thomas Mann? Er zijn tig schrijvers of intellectuelen die zich met politiek hebben bemoeid – die het al dan niet met de dood moesten bekopen. Het eenvoudige antwoord is natuurlijk dat ik op een bepaalde manier gefascineerd ben door het werk van Mann. Maar dat is wat mij betreft niet voldoende. Er zit, volgens mij, een ongekende actualiteit in Manns teksten. Een urgentie die voortkomt uit een aangrijpende menselijkheid die aan de basis van Manns gedachten ligt.

Thomas Mann was natuurlijk allereerst een schrijver, en zijn politieke teksten blinken dan ook niet uit in wetenschappelijke helderheid. Maar, en dat is wat mij betreft het belangrijkste, hij probeert telkens weer opnieuw zijn eigen persoon, zijn eigen schrijverschap, in de context van de tijd te plaatsen. Wat betekent het om Duitser te zijn in het Keizerrijk? Of schrijver, ten tijde van de Weimar Republiek? Wat betekent het als mens om je land uit te worden gezet? Om als schrijver je boeken verbrand te zien worden?

Het bijzondere is dat deze vragen niet slechts sporadisch werden gesteld. Het waren de onderwerpen van Manns essays. Hij reflecteerde zo publiekelijk op zijn eigen schrijverschap of Deutschtum. Hij beschrijft eerlijk en open hoe zijn positie ontwikkelt en legt rekenschap af voor de conclusies die hij daaraan verbindt. Zo is Mann in 1922 een van de eerste conservatieve schrijvers die zich bekeert tot de Weimar Republiek. Zijn teksten lezen als één lange confrontatie, een worsteling, met zichzelf als kunstenaar en burger; een worsteling als mens.

Een van die worstelingen is met democratie. Een begrip dat nu zo normaal is dat we er vaak weinig aandacht aan besteden – we beslissen vaak democratisch wat het avondeten wordt. Democratie is voor ons alomtegenwoordig. Ook al horen we steeds vaker dat democratie onder druk staat door het groeiende populisme of het gepolariseerde publieke debat, democratie als ideaal staat fier overeind.

Dat was in Manns tijd wel anders. Democratie was relatief nieuw aan het begin van de twintigste eeuw. Natuurlijk waren er de VS, maar in Europa werd het democratische idee nog heftig bestreden. De aristocraten waren tegen politieke invloed door het gepeupel; het volk. Zij, zo dachten de aristocraten, waren onbetrouwbaar en irrationeel en moesten hoe dan ook buiten de poort van de macht blijven. Zo dacht ook Mann. In 1918 schreef hij dat democratie het grootste gevaar voor Duitsland was en moest worden bestreden. De Eerste Wereldoorlog, zo vond hij, was dan ook volledig gerechtvaardigd.

Twintig jaar later, in het najaar van 1938 reist Thomas Mann de VS rond voor zijn lezing ‘De komende zege der demokratie.’ Gedurende twee decennia heeft hij zich ontwikkelt van een niet-politieke antidemocraat, naar een spreekbuis voor de democratie. Ondanks al zijn bezwaren, ondanks alle problemen van de democratie, kwam hij tot de conclusie dat democratie de best mogelijke staatsvorm is. Waarom? Simpelweg, de democratie heeft het beste met mensen voor, ze wil hen verheffen, emanciperen. Dat alles uit een hoger idee van menselijkheid.

Deze democratische wending is opmerkelijk. Het toont iets dat hoort bij het begrip democratie, maar wat we nu vaak vergeten zijn. Want, democratie is niet iets vanzelfsprekends, het is eerder tegen-intuïtief. Het idee dat anderen gelijk aan ons zijn, dat anderen net zoveel te zeggen hebben als wij – zelfs anderen waarvan je misschien wel vind dat ze hun mond moeten houden – is confronterend. Het is iets dat weerstand en frustratie kan oproepen, maar wat bovenal, vind ik, vragen moet oproepen. En dat is nu precies wat mijn onderzoek heeft gedaan.

Door Manns worsteling met democratie ben ik uitgedaagd om zelf ook vragen te stellen over wat het nu betekent om democraat te zijn. Om eens voorbij te gaan aan het gangbare ‘één keer in de vier jaar stemmen,’ maar om te onderzoeken en te zien wat het nu concreet betekent. De casus Mann, laat op indringende wijze zien hoe iemand ervoor kiest democraat te zijn in een tijd waarin democratie alles behalve vanzelfsprekend was. Zijn keuze had dan ook consequenties, die hij vervolgens met een zwaar gemoed droeg.

Ik denk dat het geen kwaad kan, dat we het aan onszelf verplicht zijn, om stil te staan bij wat het nu eigenlijk betekent om democraat te zijn. Dat we niet gedachteloos allerlei dingen gaan roepen over het parlement en onze democratie, maar het eens proberen te omarmen. In zijn handelen en zijn boeken omarmt Thomas Mann zijn medemens. Hij wil als persoon de ander als gelijke zien, als broeders en zusters.

Ondanks het feit dat hij zelf beroemd, begaafd en uitzonderlijk is – arrogantie was Mann zeker niet vreemd – omhelst hij het volk, omhelst hij het menselijke in ieder mens. Dat is de hoogste vorm van democratie, van democraat zijn. Mann probeerde dit te doen met zijn boeken, zijn romans, waarin hij op zoek gaat naar een kern van het mens zijn. Ook in zijn toespraken komt het thema sterk terug, Mann wilde Duitsland behoeden voor het onmenselijke monster dat wij nu kennen als het Derde Rijk. Wat dit precies inhoudt en theoretisch betekent, en wat voor een problemen dit idee oproept, laat ik voor nu in het midden, voor de liefhebber: mijn onderzoek is hier terug te vinden.

Nu ik aan het eind van mijn studie filosofie gekomen ben moet ik net als Hans Castorp uit de Toverberg afdalen naar het laagland. Voor Hans werd het een noodlottige afdaling, voor mij luidt het slechts een nieuwe fase in. Ik zie ernaar uit om alle filosofische en ideologische bagage die ik gedurende mijn studententijd heb opgedaan in de praktijk te brengen. Om nieuwe ervaringen op te doen en mijzelf te blijven ontwikkelen; een Bildungsroman kent natuurlijk geen einde.

September 2018

 

Voor degene met wat extra tijd: mijn onderzoek is hieronder te lezen. De vraag die centraal staat is hoe het begrip democratie bij Thomas Mann is ontwikkelt tussen 1918 en 1955.

Democracy as the Genius Kiss, Tom van de Wijgert

Overwegingen van een niet-politieke Man(n)

Thomas Manns oorlogsgeschrift toont een dunne lijn tussen kunst en politiek, tussen democratie en anti-democratie.

Afgelopen weken was er een ongekende aandacht voor het 100 jaar oude werk van Oswald Spengler: Der Untergang des Abendlandes, waar voor het eerst een Nederlandse vertaling van verscheen. Een werk dat de gemoederen, van links tot rechts, flink bezighield. Van reactionaire, conservatieve betogen van e.g. Ad Verbrugge, dat zelfs de NOS verleidde tot een dubieus artikel, tot een heuse avond in poptempel Paradiso over Spenglers magnum opus. Nu weet ik zelf bar weinig van Spengler en heb ik ook niet de minste intentie tot een uitgebreide studie van zijn werk. Het is echter zo dat Spenglers conservatisme een tegenpositie vindt in een van de belangrijkste essayistische werken van Thomas Mann: de Betrachtungen eines Unpolitischen (1918), de Overwegingen van een niet-politieke man. Het eerste deel van Spenglers werk en de Betrachtungen kennen hetzelfde jaar van verschijning, 1918, maar bieden een volledig verschillende visie op conservatisme en het politieke en culturele spectrum van Duitsland en Europa. Waar Spengler een pseudowetenschappelijk werk schrijft, is dat van Thomas Mann een kunstwerk, een werk van een niet-politieke kunstenaar, geconfronteerd met een vernietigende tijdsgeest.

Betrachtungen eines Unpolitischen is een werk dat vaak wordt vergeten – er is dan ook helaas geen Nederlandse vertaling van. De Nederlandse Mann-kenner en liefhebber, Rob Riemen, stelt altijd met een zwaar elitaire nadruk dat men Thomas Mann niet kan begrijpen indien men de Betrachtungen niet heeft gelezen. Een claim waar zeker iets voor te zeggen valt, ware het niet dat het begrijpen van een kunstenaar in zichzelf een belachelijk idee is. Feit blijft dat de Betrachtungen van onschatbare waarde is voor het in kaart brengen van het gedachtegoed van Thomas Mann.

Betrachtungen eines Unpolitischen

Vanaf 1915 heeft Thomas Mann nagenoeg onafgebroken gewerkt aan dit moloch van een essay. Zijn werk stopte in 1918, toen het werk in zijn geheel werd gepubliceerd. De Betrachtungen is geen roman, maar eerder een collectie van dertien essays. In het voorwoord, dat in januari 1918 is geschreven, bevraagd Thomas Mann het karakter, de aard, van zijn werk. Hij zegt hierin expliciet dat de Betrachtungen geen boek is. Eerder is het een overblijfsel, een residu, als de drek die overblijft na het drinken van een kop koffie –tenminste wanneer men geen Senseo o.i.d. gebruikt, eerder is het werk een ‘neerslag’, een spoor van persoonlijk lijden. Het houdt het midden tussen een werk, het doorsijpelen van vocht, een compositie en willekeurige krabbels. Het is een uitdrukking van een kunstenaarschap onder druk, een kunstwerk.

Thomas Mann 1905
Thomas Mann omstreeks 1905

Als uitdrukking van een kunstenaarschap is het werk beduidend anders te interpreteren dan als een wetenschappelijk werk over de oorlog. Wellicht het belangrijkste element van dit kunstwerk is de onbeslistheid van het hele werk; het is een overweging zonder eind, zonder conclusie. Het werk is eerder een amateuristische poging, dan een uitputtende studie naar begrippen. Het kunstzinnige karakter van het werk wordt bovendien nogmaals bevestigd door de methode die is gehanteerd. Het merendeel van het werk is namelijk opgebouwd rondom citaten, honderden citaten. Om precies te zijn: er komen 2561 Guillemette-paren, ganzenpoten, voor in het werk en nog eens 1400 indirecte verwijzingen. Het bespreken en verwerken van alle citaten gebeurt niet op een uitputtende wetenschappelijk manier, maar op een kunstzinnige manier. Het creëert een ritmisch dialoog doorheen het werk, het creëert muziek:

“Een citaat is eerder slechts een klank in een gesprek, waarvoor een bepaalde muzikale tact en smaak nodig zijn om het te verwerken. Dit gesprek toont zowel een melodie als een ritme. De Betrachtungen zijn een soort muziek. Ieder citaat is een noot van een bepaald instrument.”

Een ritmisch dialoog, muziek: dat is hoe de Betrachtungen als kunstzinnig werk kan worden begrepen. Deze simpele en speelse thematisering is fundamenteler dan het op het eerste gezicht lijkt. Muziek, als kunstvorm, staat namelijk centraal in de Duitse cultuur die Thomas Mann beschrijft in de Betrachtungen. Muziek is Duits, oer-Duits. Daarmee staat het tegenover de literatuur. Literatuur is Frans, fundamenteel-Frans. Hiermee komen we dan eindelijk uit bij de inhoud van het boek. Frankrijk vs. Duitsland, één van de thema’s van het boek, een van de vele ‘Leitmotiven’ in het muziekstuk gecomponeerd door Thomas Mann.

Kunst tegen Politiek

De Betrachtungen bestaat uit vele opposities, vele tegenstellingen die allen eenzelfde spel tot uitdrukking brengen. De begrippen lijken inwisselbaar, maar zijn dat toch steeds weer niet. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Duitsland & Frankrijk, Geest & Politiek, Cultuur & Civilisatie, Ziel & Maatschappij, Vrijheid & Stemrecht, Kunst & Literatuur, Kosmopolitisme & Internationalisme, Volksstaat & Democratie, Menselijkheid & Politiek, Estheet & Politicus. Het is niet eenvoudig een concept los proberen te definiëren, alles hangt altijd met alles samen en vormt slechts in het spel een betekenis.

Het hoofdargument van het werk gaat als volgt. In zijn polemiek ageert Thomas Mann vanuit zijn positie als kunstenaar tegen Zivilisationsliteraten, schrijvers die zich heeft ingelaten met de Franse cultuur en het idee van democratie. Hiervan zijn de belangrijkste representanten zijn broer Heinrich Mann en Romain Rolland. Deze schrijvers zijn radicale revolutionairen die door middel van politieke, geëngageerde literatuur het idee van democratie in Duitsland willen importeren. Het probleem is echter dat de Duitse cultuur in zichzelf niet politiek is of kan zijn. De Duitse Cultuur is anders dan de Franse Civilisatie in de zin dat het Duits-zijn terug herleid wordt naar de Natuur, naar de Geest, het Gevoel, naar de Muziek, naar de Reformatie. Politiek bestaat dan ook niet in Duitsland, slechts kunst.

Het probleem wat het importeren van het Franse idee van democratie met zich meebrengt is het feit dat de kunst wordt ingeperkt. Het politieke idee van democratie probeert namelijk alle sferen van het menselijke leven te beïnvloeden. De politiek zou de maat van alle dingen moeten zijn. Dit zou betekenen dat de kunst in dienst zou moeten staan van de politiek. Een vreselijke gedachte waar Thomas Mann zich fel tegen verzet. De kunst wordt dan namelijk verdorven:

“Een goed kunstwerk kan en zal morele gevolgen hebben, maar morele doeleinden van een kunstenaar eisen, dat is niets anders dan zijn ambacht verderven.” (Vert. is van mij, TvdW)

(De originele Duitse tekst is onder het blogbericht terug te vinden)

Alhoewel de Betrachtungen vaak is afgedaan als een anti-democratisch werk, is dat het niet zonder meer. Manns positie ten opzichte van democratie is complex en dubbelzinnig. Zijn inherente afkeer en angst hangt samen met een omarming van een echt begrip van democratie. Het is met name deze dubbelzinnige positie die ook nu voor ons nog erg relevant is. Ook onze relatie tot democratie is op een bepaalde manier namelijk dubbelzinnig. Om dit te laten zien gaan we eerst nog iets dieper op Manns afkeer in.

“Men is politicus of men is het niet. En is men het, dan is men democraat” (Vert. is van mij, TvdW)

Politiek is geenszins conservatief, politiek is volgens Mann altijd democratisch. Een politicus is dan ook een democraat. Tegenover de politicus/democraat staat de kunstenaar: “Politiker zu sein, ist die einzige Möglichkeit, kein Ästhet zu sein” (Mann, 2013, p.243). De enige mogelijkheid om geen estheet te zijn, is om een politicus te zijn. De kunst wordt hier radicaal gescheiden van de politiek. Ze hebben niets met elkaar van doen en zoals eerder gezegd, de politiek is zelfs gevaarlijk voor de kunst. Estheten die zich inlaten met de politiek verlaten dan ook de sfeer van de kunst. Alles wat zij vervolgens doen staat in het teken van de politiek. De politiek verwordt tot zowel doel als middel. Thomas Mann, als niet-politieke man, als estheet, strijdt hiertegen, maar dat wil niet zeggen dat hij de democratie absoluut verwerpt:

“»Overwegingen van een niet-politieke man«? Het woord zal slechts in onjuiste zin toepasselijk worden bevonden. Hoezeer de schijn ook tegen mij is – ik ben geen partij in deze, eerlijk waar, ik vecht niet tegen de democratie.” (Vert. is van mij, TvdW)

Hier spreekt Thomas Mann expliciet over zijn positie in het werk. Ook al lijkt hij met grof geweld de democratie aan te vallen, dat is niet zo. Als niet-politieke, als estheet is dat per definitie onmogelijk. Al wat Mann doet is de innerlijke logica van begrippen op een kunstzinnige wijze volgen en ontdekken. De Betrachtungen is niet reactionair, niet radicaal. Het is een werk dat zonder pretenties probeert de schadelijke almacht van het politieke denken bloot te leggen, zonder ooit zelf politiek te worden.

Bijzonder is echter dat Mann in de Betrachtungen ook nog een positieve definitie van democratie geeft. Een definitie welke vaak over het hoofd wordt gezien. Want ondanks vele waarschuwingen, is het werk vaak opgevat als inderdaad een betoog tegen de democratie:

“Democratie zou wederom moeten zijn wat het was voor de inbreuk van de politiek in Gods wereld ooit was: Broederschap boven alle verschillen en onder formele bewaring van alle verschillen. Democratie – maar, ik zeg altijd hetzelfde – moet moraal zijn, niet politiek. Zij moet goedheid zijn van mens tot mens, goedheid van beide kanten! Want de heer heeft de goedheid van de knecht even zozeer nodig, als zij de goedheid van hem nodig hebben.” (Vert. is van mij, TvdW)

Democratie zou broederschap boven alle verschillen moeten zijn, onder formele bewaring van deze verschillen. De foute, Franse, democratie/politiek probeert slechts de verschillen tussen mensen op te heffen door een ongebreidelde wens tot gelijkheid en vrijheid. Het probeert het volk steeds verder gelijk te maken en ieder stapje dat hiervoor wordt gezet wordt getypeerd als vooruitgang. Volgens Thomas Mann zou democratie terug moeten grijpen op moraliteit, op menselijkheid. Niet op de platvloerse wens tot gelijkheid, dat slechts wordt geuit in economische en juridische gelijkheid. Daarbij wordt volgens Mann het hogere, het metafysische karakter van de mens vergeten. De valse democratie vergeet dat de mens meer is dan een onderdaan van de staat, dan een politieke/economische pion. De mens heeft ook een metafysisch karakter, een menselijkheid die uitstijgt boven de alledaagse realiteit.

Toch twijfelt Thomas Mann niet aan het feit dat het valse begrip van democratie zal overwinnen. Zijn betoog is dan ook eerder een lijkrede, een laatste poging iets te redden wat niet te redden valt:

“Wat, bijvoorbeeld, de democratie in Duitsland betreft, geloof ik absoluut in diens verwerkelijking: daaruit bestaat mijn pessimisme. Want het is de democratie en niet diens verwerkelijking waarin ik niet geloof.” (Vert. is van mij, TvdW)

Thomas Mann maakt expliciet duidelijk hoezeer hij niet naïef is met betrekking tot de verwerkelijking van het idee van democratie. Alhoewel hij expliciet tegen een vreemd idee van democratie is,  weet hij dat het onvermijdelijk is: de democratie zal overwinnen. Dat gegeven zet zijn pleidooi in een ander licht. Een explosief pleidooi vanaf een zinkend schip. Wat zegt dit over Thomas Manns maatschappelijke positie? Allereerst denk ik, dat het duidelijk maakt dat de Betrachtungen in geen geval puur opportunistisch is, een verwijt dat vaak is gemaakt. Eerder is het een door en door eerlijk en persoonlijk document, het is daadwerkelijk een neerslag, een pad van het lijden.

Ik sluit deze overwegingen

Ten slotte, de laatste en wellicht belangrijkste vraag, hoe zit het nu met de scheiding tussen kunst en politiek. Is Thomas Mann werkelijk een Unpolitischen? Een complexe vraag die ook zeker geen eenduidig antwoord kent. In de Betrachtungen geeft Thomas Mann al aan dat ook hij deel heeft aan de ‘Entdeutschung’ van Duitsland, de zogenaamde democratisering. Hij is nooit een puur Duitse kunstenaar geweest, kijk alleen al naar zijn belangrijkste werken: romans. Maar, dit is niet noodzakelijk slecht:

“Dat men zijn Duits-zijn mogelijkerwijze moet verliezen, om haar te vinden; dat juist de exemplarische Duitsers Europeanen waren en iedere beperking in niets behalve het Duitse ons als barbarij voorgekomen zou zijn.” (Vert. is van mij, TvdW)

Thomas Mann is er zich bewust van dat hij niet puur Duits is, dat hij niet louter een kunstenaar is. Zeker gezien de politieke omstandigheden is het niet verwonderlijk dat ook zijn meer politieke inborst naar buiten komt, in dienst van de kunst. Dat de Unpolitischen op een ironische wijze, de ironie als het ware als brug gebruikend, tussen kunst en politiek weet te schipperen, zonder dat hij in het een of het ander zal doorschieten, zal radicaliseren. Het is de ironie die de brug tussen het leven en de geest moet vormen. Het is de ironie die maakt de kunstenaar niet-politiek kan blijven en het is de ironie die het werk van Thomas Mann nu vitaal houdt.

De kunstenaar, zo blijkt uit de Betrachtungen, schippert met behulp van de ironie tussen kunst en politiek, maar, als kunstenaar zal hij nooit radicaal door kunnen schieten naar een van deze zijden, want, zo haalt Mann Goethe aan:

“De twee zielen in zijn borst verhinderen dat” (Vert. is van mij, TvdW)

Zijn wij kunstenaars of politici? Zijn wij democraten of estheten? Uiteindelijk is het antwoord onbevredigend: wij zijn het allebei. Slechts door middel van de ironie heeft Thomas Mann zich als kunstenaar kunnen uitlaten over de politieke problemen. Hijzelf is van mening dat hij nog altijd die niet-politieke Man(n) is, maar ergens sluimert het besef dat kunst en politiek veel inniger verweven zijn dan hij toen vermoedde.

Wij, als democraten, zijn twee zielen in een borst. Kunstenaar en politicus. Twee onderdelen van één menselijkheid. Het is dan ook deze menselijkheid die behouden moet worden, dat is de ware vorm van conservatisme.

Dit is een bewerking van een lezing die ik  op 26 september gaf voor studievereniging Sapientia Ludenda over de ontwikkeling van Thomas Manns politieke begrippen.

Citaten:

“Ein Zitat ist vielmehr lediglich ein Klang in einem Gespräch, für dessen Bewertung »ein gewisser musischer Takt und Geschmack« erforderlich ist. Dieses Gespräch weist eine Melodik und eine Rhytmik auf. Die Betrachtungen sind eine Art Musik. Ein Zitat ist eine Note, die einem bestimmten Instrument zugewiesen ist.” (Kurzke, 2009, p.60)

“[D]enn ein gutes Kunstwerk kann und wird zwar moralische Folgen haben, aber moralische Zwecke vom Künstler fordern, heißt ihm sein Handwerk verderben (Goethe in Dichtung und Wahrheit, III, p.12, in Mann, 2013, p.419).

“Man ist Politiker oder man ist es nicht. Und ist man es, so ist man Demokrat” (Mann, 2013, p.32).

“»Betrachtungen eines Unpolitischen?« Man wird das Wort nur im uneigentlichen Sinne zutreffend finden. So sehr aber der Augenschein dagegen spreche, – ich bin nicht Partei, wahrhaftig, ich bekämpfe nicht die Demokratie. (Mann, 2013, p.359)

“Demokratie sollte wieder sein, was sie vor Einbruch der Politik in die Gotteswelt einmal war: Brüderlichkeit über allen Unterschieden und unter formaler Wahrung alle Unterschieden. Demokratie – aber ich sage immer dasselbe – sollte Moral sein, nicht Politik; sie sollte Güte sein von Mensch zu Mensch, Güte von Beiden Seiten! Denn der Herr bedarf der Güte des Dieners ebenso sehr, wie dieser der Güte jenes bedarf.” (Mann, 2013, p.528)

“Was zum Beispiel die Demokratie in Deutschland betrifft, so glaube ich durchaus an ihre Verwirklichung: darin besteht mein Pessimismus. Denn die Demokratie ist es, un nicht ihre Verwirklichung, an die ich nicht glaube.” (Mann, 2013, pp.537-538).

“[D]aβ man seine Deutschheit möglicherweise verlieren muβ, um sie zu finden; […] ; daβ gerade die exemplarischen Deutschen Europäer waren und jede Einschränkung ins nichts als Deutsche als barbarisch empfunden hätten. (Mann, 2013, p.78)

“Die zwei Seelen in seiner Burst verhindern das” (Goethe, Faust 1, Vers 1112, in Mann, 2013, p.622)

Bibliografie

Mann, T. (2013). Betrachtungen eines Unpolitischen (Große kommentierte Frankfurter Ausgabe ed.). (H. Kurzke, Ed.) Frankfurt am Main: S. Fischer Verlag.