Leven in Venetië

Waarom moet de kunstenaar sterven? Dood en leven liggen dicht bij elkaar in de kunst. Zo ook in de toneelvoorstelling Dood in Venetië.

Op zomervakanties rond de Middellandse Zee kwam ik overal leeuwen tegen. In de schaduw van een eeuwenoude campanile gevlucht voor de brandende zon. Boven houten kerkdeuren, wakend over de massa toeristen. De leeuw van Venetië, zo leerde ik later, heerste decennialang meedogenloos over de mediterraanse kusten. Inmiddels is de leeuw geketend in timpanen en balustrades.

De stad zelf blijft echter onze harten veroveren. Enerzijds als zinkend doembeeld van de ondergang van ‘onze’ Europese cultuur zoals Ilja Pfeiffer ons vorig jaar liet zien in Grand Hotel Europa. Anderzijds als mythische sprookjesstad waar de gondelier, na Virginia en Leonard Woolf af te zetten bij het Grand Hotel, jou de prachtige geheimen van het leven laat zien.

Leven, dood. Venetië stoeit met deze uitersten. Al moet ik toegeven dat Venetië, en daarin ben ik vast niet de enige, voor mij meer verbonden is met dood. De dood van Gustav von Aschenbach. De kunstenaar die Thomas Mann tot leven brengt in zijn novelle uit 1912 om hem vervolgens aan cholera te laten sterven op het strand van het Lido. Sinds ik in april Ramsey Nasrs toneelbewerking van de Dood in Venetië bezocht blijft het thema rondspoken in mijn hoofd. Leven, dood.

“Someone has to die, in order that the rest of us should value life more.”

In de literatuur is het vaak rechttoe rechtaan:  een personage wordt op de spits gedreven, geduwd tot er geen weg meer terug is. De laatste optie is om de stap over de rand te zetten, een zekere dood tegemoet. Maar waarom moet er iemand sterven? Nicole Kidman als Virginia Woolf vat het pakkend samen in The Hours: “Someone has to die, in order that the rest of us should value life more.” Alles draait om het contrast.

Virginia Woolf in Venice
Poster van Virginia Woolf in Venetië

Als we vervolgens naar Dood in Venetië kijken: waarom moest Von Aschenbach sterven? Ontdekte hij niet juist het leven door zijn meeslepende hartstocht voor Tadzio? Voor het antwoord op deze vraag grijpt Nasr terug op de autobiografische elementen in Manns novelle.  Net als Von Aschenbach, verbleef Mann namelijk een zomer in Venetië. Daar werd Mann zelf betoverd door een engelachtige jongen. Raakte hij in de ban van een jeugdige schoonheid.

De passie die Mann daar op het strand voelde voor de jongen was verboden. Alleen in zijn werk kon Mann zijn ‘ongepaste neigingen’ vrijelijk uiten. De Thomas Mann uit de toneelvoorstelling doet dit geheel ondubbelzinnig: “Raak hem aan,” roept hij meerdere keren tegen Von Aschenbach. Voor de degelijke Duitse burger Thomas Mann is het onmogelijk om zoiets te doen, of om het zelfs maar serieus te willen. Hij is gebonden aan plicht, verwachtingen en een streng moreel kompas. Want als beroemd schrijver heeft hij een belangrijke voorbeeldfunctie.

“Raak hem aan!”

Von Aschenbach moet dan ook sterven om af te rekenen met Manns eigen gevoelens. Dat lijkt de conclusie van het toneelstuk. Manns verliefdheid wordt zo teruggebracht tot een fantasie die besloten ligt tussen de schutbladeren van de novelle. De bom wordt onschadelijk gemaakt.

Death-in-Venice-2
Björn Andrésen en Dirk Bogarde in Viscontis Morte a Venezia

Het is niet toevallig dat het met de kunstenaars vaak niet goed afloopt in Manns verhalen. Er gaat iets gevaarlijks uit van de kunst. Het speelt met het leven, is eerst afstandelijk, maar omarmt het vervolgens volledig en stort zich zo vol hartstocht over de rand. Met wat goede wil is het alsof Mann zichzelf waarschuwde in Dood in Venetië: wordt niet teveel kunstenaar, denk aan je burgerplichten. Plichten die Mann, als vader van vijf, ongetwijfeld heeft waargemaakt.

Het spanningsveld tussen het burgerlijke bestaan en het kunstenaarschap is een terugkerend thema bij Thomas Mann. Een spanning tussen Mann de koopmanszoon en Mann de kunstenaar, de bohemien. In eerdere verhalen zoals Tonio Kröger en Buddenbrooks is het telkens weer de kunstenaar die zichzelf buiten de samenleving plaatst. De echte kunstenaar leidt een verarmd leven, zoals Tonio Kröger al concludeerde.

In Mijn dood in Venetië schrijft Nasr hoe het leven aan hem, de kunstenaar, voorbij trekt. Hij sluit zich op in zijn kamer, hij schrijft en schrijft en schrijft. Over liefde, over kinderen, geluk en leven, maar hij neemt zelf nergens deel aan. Om onderzoek te doen voor zijn toneelbewerking reist Nasr naar Venetië. Om vervolgens in een afgeschermde binnentuin op een kleine afstand van het centrum van Venetië in alle rust te lezen. Hij gaat naar Venetië, maar lijkt er nooit aan te komen. Net als Tonio Kröger ziet hij het leven van de kunstenaar als een minderwaardige afspiegeling van het leven dààrbuiten, wat dat dan ook mag zijn.

Dood in venetie

Die tegenstelling tussen de kunstenaar en het leven of het burgerschap, wat dat dan ook precies mag inhouden, is wat mij betreft te scherp. Toegegeven, het is een spannend intellectueel spel tussen begrippen. En als thematiek van Mann’s boeken, denk aan Buddenbrooks of Doktor Faustus is het prachtig. Maar het blijft eerder een literair thema dan dat het iets zegt over gewone mensen, zoals Thomas Mann of Ramsey Nasr. Want als Mann iets was dan was hij zowel kunstenaar àls burger.

Het is een neiging die lastig te onderdrukken is: de schrijver te serieus nemen. Al snel ga je mee in de gedachtegang van een schrijver, en al helemaal als de schrijver in kwestie Thomas Mann is. Maar zeker wanneer Mann schrijft over thema’s die indirect ook over hem gaan is een hoge mate van wantrouwen geboden. Vaak zitten er namelijk tegenstrijdigheden in de begrippen die Mann daarvoor gebruikt. De begrippen zijn eerder polemisch dan rationeel onderbouwd.

Daarom is het ook te makkelijk om Mann slechts als òf kunstenaar òf burger neer te zetten. Het is nu juist het problematische van de combinatie, van het eeuwige schipperen tussen die twee uitersten. Puur het begrip ‘kunstenaar,’ zonder daartegenover ‘burgerschap’ te zetten, is leeg, een parodie.

Het personage Thomas Mann uit de toneelvoorstelling lijkt echter volledig ingekleurd te zijn door een idee van kunstenaarschap. Van een writer’s block tot onderdrukte verlangens, het personage laat het allemaal zien. De realitycheck in deze is Katia Mann. Zij drukt de schrijver met zijn neus op de feiten (“Hij is pas 14!”). Hoeveel kritiek je ook kunt hebben op de weergave van Katia, wat overigens vrij terecht is, zij brengt ons terug naar de gewone wereld, naar het alledaagse leven. Los van intellectuele spelletjes.

De voorstelling was prachtig. Decor, muziek, verhaal. Maar het thema? Tsja. Uiteindelijk lijkt de toevoeging van Thomas Mann als personage de thematiek niet te verdiepen. Het lijkt slechts een uitstalling van Nasrs eigen ervaringen, van Zijn dood in Venetië. Op het toneel leggen Katia en Thomas het weer bij in een knusse huwelijksscène. En Von Aschenbach? Die mag zich op zijn lijkwade troosten met de gedachte dat hij het leven heeft mogen ervaren.

‘And who will die?’ vraagt Leonard aan Virginia.

‘The Poet will die.’