Dagboeken 1918-1939: Kunst boven Politiek

In de Dagboeken 1918-1939 blijkt veelvuldig hoe Thomas Mann wacht met het innemen van een standpunt tegen het Derde Rijk. De dagboeken, geven inzicht in de redenen daartoe.

Dagboeken 1918-1939
Privé-domein nr.129

Dit eerste blogbericht is geen inleidend bericht over de schrijver en de werken van Thomas Mann. Het is geen verheerlijking en beschrijving van zijn geweldige eerste roman De Buddenbrooks, wat een uitermate geschikte keus is als introductie tot Thomas Mann en wat bovendien een ontzettend rijke en bijzondere roman is. Nee, dit eerste blogbericht bespreekt het werk dat ik zojuist heb gelezen: Thomas Mann Dagboeken 1918-1939 (vertaald en geselecteerd door Hans Hom & G.A. von Winter, 1987). Wat een inleiding betreft had deze blog een kleine twee jaar eerder moeten beginnen op het moment dat ik voor het eerst kennismaakte met Thomas Mann in het boek De Toverberg.

U hoeft echter niet te treuren. Er is weinig zo fascinerend en bijzonder als een dagboek van een ander persoon; een uniek perspectief op de dagelijkse ideeën, gedachten en beslommeringen van een leven. Een leven dat natuurlijk niet zomaar een willekeurig leven is. De dagboeken beschrijven het leven van een van de grootste intellectuelen van Duitsland in het begin van de twintigste eeuw. In tijden van oorlog, crisis en onrust, in tijden die veranderingen teweegbrachten die ook nu nog van belang zijn en die nog steeds duidelijk aanwezig zijn in ons eigen tijdperk.

De dagboeken zijn dan wel geen inleiding, maar toch zeker wel een kennismaking met Thomas Mann als schrijver, echtgenoot en gezinshoofd, vriend en vaak ook als een door zijn gestel en gemoed geteisterd man. Bovendien zijn deze vroege dagboeken bijzonder daar zij fragmenten bevatten uit 1918 tot en met 1921. In een latere dagboeknotitie schrijft Thomas Mann dat hij zijn eerdere dagboeken (voor maart 1933) heeft verbrand. Deze dagboeknotitie staat gedateerd op mei 1945, Pacific Palisades, Thomas Manns toenmalige woonplaats aan de westkust van Amerika. De enige overgebleven schriften waren dus vanaf 1918 tot en met 1921, daar hij deze nodig had voor zijn werk aan zijn roman Doktor Faustus.

Wat er nu precies in deze vernietigde dagboeken stond is natuurlijk onbekend, maar naar alle waarschijnlijkheid had Thomas Mann genoeg reden om deze te vernietigen. Zo beschrijft hij in 1933 hoe hij slapeloze nachten, pijnen en een verschrikkelijke mate van stress moest verduren toen bleek dat hij niet meer terug kon naar zijn huis in München, daar de nationaal-socialisten aan de macht waren gekomen, maar dat zijn zwarte koffer met al zijn dagboeken nog in dit huis waren opgeslagen. Later heeft zoon Golo Mann de dagboeken uit München weten te ‘bevrijden’, zonder dat de nationaal-socialisten deze hadden bezoedelt, hetgeen een ramp moest zijn geweest indien deze wel waren gelezen.

Algoed, maar wat houdt zo’n dagboek nu in? In feite is een notitie een korte beschrijving van de dag met enige belangrijke gebeurtenissen of gesprekken: “Vroeg op en gebaad. Onder het werk aankomst van Geheimrat Saenger.” Daarnaast vermeldt Thomas Mann bijhaast altijd in welke literatuur hij leest: “…’s avonds voor het slapengaan Proust-lectuur. Bewondering voor zijn rijkdom en kennis..” en, wellicht het belangrijkste, aan welk manuscript hij heeft gewerkt: “Sinds twee dagen de bezigheden aan Der Zauberberg weer hervat, dat wil zeggen, ik heb het gesprek in het Frans met behulp van Franks correcties herschreven.”

Dit drietal aan elementen wordt slechts onderbroken door uitzonderlijke gebeurtenissen zoals: reizen per trein, oceaanstomer of vliegtuig, ingrijpende politieke omstandigheden, het jaarlijkse vervangen van de scheurkalender op zijn werkkamer op 31 december (hetgeen hem uitzonderlijk veel goed doet) en zijn persoonlijke gemoedstoestand. Hiervan is het laatste niet zo uitzonderlijk, Thomas Mann is regelmatig ziek, zwak en misselijk.

Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen laaiend enthousiast wordt van dagboeknotities over bovenstaande onderwerpen. Het meeslepende en aangrijpende van de notities verschuilt zich echter doorheen het dagelijkse leven. Het dagelijkse leven dat meerdere malen heftig wordt verstoord door een politieke onrust welke het Europese continent tot tweemaal toe volledig veranderde. Over de Eerste Wereldoorlog schrijf ik hier niet.

Allereerst beschrijven de dagboeken slechts de nadagen van deze oorlog, maar belangrijker is het feit dat Thomas Mann gedurende deze oorlog werkt aan een moloch van een boek: Betrachtungen eines Unpolitischen. Wellicht het meest persoonlijke werk dat Thomas Mann heeft geschreven, naast de Buddenbrooks. Zoon Klaus Mann schrijft in zijn autobiografie Der Wendepunkt over de Betrachtungen het volgende: “Het is een document van een hoogst eigenaardig, ja uniek karakter, dit lange smartelijke gesprek met zichzelf van een schrijver die door de oorlog is ontwricht: literair gezien een meesterwerk, een schitterende tour de force; van politiek standpunt beschouwd een catastrofe.”Om daarom de Eerste Wereldoorlog te beschouwen aan de hand van enkele dagboeknotities, en niet aan de hand van de Betrachtungen is waanzin.

Desalniettemin dient de Betrachtungen als startpunt voor het eigenlijke onderwerp van dit blogbericht. In de Betrachtungen handelt Thomas Mann namelijk vanuit een innerlijke overtuiging die hem verplicht tot het innemen van een standpunt inzake de Oorlog. Het is precies dit probleem van het innemen van een standpunt dat gedurende de jaren 1933-1936 voorop staat in het leven van Thomas Mann. Het probleem van een standpunt innemen wordt omgeven met vragen over de relatie tussen de kunst en de politiek; in hoeverre is een kunstenaar of intellectueel verplicht zich in te laten met de politiek. In hoeverre ben je jezelf verplicht om verwijdering van een inhumaan regime te zoeken? Deze vragen zijn het onderwerp van dit blogbericht.

Thomas Mann staat bekend als een strijder tegen het Derde Rijk. Zo schrijft de invloedrijke Poolse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki het volgende in zijn werk Thomas Mann und die Seinen:

Hij, Thomas Mann, werd in de tijd van het Derde Rijk tot de representatieve tegenfiguur bij uitstek. De namen Adolf Hitler en Thomas Mann symboliseren nog steeds de twee uitersten van het Deutschtum.

Als Poolse Jood maakte de openlijke distantiëring van Thomas Mann jegens het Derde Rijk een onmetelijke indruk op het leven van Reich-Ranicki. Bovendien heeft de criticus gelijk als hij Thomas Mann een tegenfiguur bij uitstek noemt. Talloze redevoeringen (Lectures) en artikelen van Thomas Mann creëren een tegengeluid voor de Duitstalige bevolking van Europa. Daarnaast zond de BBC van oktober 1940 tot mei 1945 verschillende radiotoespraken van Thomas Mann uit in Duitsland. Iedere toespraak was gericht aan het Duitse volk en begon met de bekende woorden: “Deutsche Hörer!“. Het Duitse volk werd bijna maandelijks toegesproken in een Duits dat niet langer gewoon was in het Derde Rijk, in een taal van een ander Duitsland. Over de radiotoespraken, wellicht in een volgend blogbericht meer.

Het beeld van Thomas Mann als tegenfiguur van Adolf Hitler is dan ook tot op zekere hoogte terecht. De dagboeken van 1933-1939 laten een andere kant van Thomas Mann zien, een kant waarin het menselijke en persoonlijke tegenover de destructieve krachten van de geschiedenis staan. Het was namelijk zeker niet Thomas Mann die de nationaal-socialistische regering vanaf het begin van het Derde Rijk veroordeelde, iets wat zijn broer Heinrich en zijn twee oudste kinderen, Erika en Klaus, wel deden. Veeleer was Thomas Mann besluiteloos, afwachtend. Een houding welke wij achteraf graag willen veroordelen nu wij weten wat voor gevolgen het nationaal-socialistische tijdperk heeft gehad. Een houding, welke inzichtelijk wordt in zijn dagboeknotities.

Er zijn verschillende motieven aan te wijzen voor Thomas Mann’s afwachtende houding. Een motief is de onzekerheid. In Mann’s houding ten opzichte van Duitsland komt de onzekerheid voor het eerst tot uiting in het besef dat hij niet binnen afzienbare tijd terug kon keren naar zijn geliefde Duitsland en zijn geliefde München. Door een toespeling van het lot bevond Thomas Mann zich samen met zijn vrouw Katia in het buitenland vanaf 11 februari 1933, zij maakten samen een grote voordrachtsreis langs Amsterdam, Brussel, Parijs en uiteindelijk Arosa waar Thomas Mann zijn voordracht: Leiden und Größe Richard WagnersOp aandringen van Erika en Klaus, keerde het paar nooit meer terug naar hun woonplaats München. Het politieke klimaat was dusdanig verandert dat een eventuele terugkeer een bedreiging was voor zijn werk, en derhalve zijn leven. Het begin van een uitzichtloos, onvrijwillig Exil-tijdperk.

In de eerste maanden van het Exil hield Thomas Mann vast aan de gedachte van een mogelijke terugkeer. Eens, als de nationaal-socialisten door een grandioze economische crisis van hun voetstuk vallen. Zo schrijft hij op 5 april 1933:

Welk een teleurstellingen zal het ongelukkige, thans vreugdedronken en schijngelukkige volk nog te verduren krijgen! De beurs is in déroute. Het economische beleid of de buitenlandse politiek zal deze regering de nek breken.

De hoop op een dergelijke crisis, waarin deze regering zich zonder twijfel aan het storten is, houdt de hoop op terugkeer levend. Bovendien, alle bezittingen en Mann’s publiek bevinden zich nog altijd in Duitsland. Het loslaten van zijn thuisland, van het Duits zijn, is dan ook geen lichte opgave. Uiteindelijk geeft Mann de hoop op terugkeer op (20 juli, 1933):

Terugkeren is uitgesloten, onmogelijk, absurd, vol woeste gevaren voor vrijheid en leven-dat ziet het verstand duidelijk in, hoezeer ik een openlijke en uit vrije wil voltrokken breuk tot dusver ook heb proberen uit te stellen.

Voordat Mann deze ingrijpende keuze kon maken had hij al veel moeten opgeven. Allereerst zijn lidmaatschap van de Deutsche Akademie (later Goethe-instituut), Pen-Club, Rotary-Club en het Volkenbond-Comité en zijn voorzitterschap van het Schutzverband Deutscher Schriftsteller (later Reichsschrifttumskammer). Een laatste eretitel verliest Mann pas op 25 december 1936: zijn eredoctoraat aan de universiteit van Bonn. Waar hij bij eerdere ontslagen slechts formeel en afstandelijk reageerde, was zijn reactie aan de deken van de Universiteit van Bonn een begin van zijn openlijke campagne tegen het Derde Rijk.

De afstandelijke en terughoudende reacties die Mann terugstuurde op de berichten van zijn ontslag tekenen de periode waarin Mann verkeerde. Voordat hij een definitieve verblijfplaats had gevonden in Küsnacht, nabij Zürich, en de financiële middelen tot op zekere hoogte te hebben veiliggesteld was het simpelweg niet denkbaar voor Mann om een positie tegen het Derde Rijk in te nemen. Nu deze onzekerheden langzaamaan verdwenen en de dagelijkse werkzaamheden weer doorgang vonden werd de roep op een politiek statement steeds groter op Mann. Zijn broer Heinrich, en ook zoon en dochter Klaus en Erika, hadden zich al langer in het intellectuele kamp tegen Hitler geschaard. Dit had tot gevolg dat Heinrichs naam in 1933 op de eerste Ausbürgerungs-lijst stond vermeld, en het Duitse staatsburgerschap verloor.

Ondanks de nieuw gevonden, relatieve, dagelijkse rust en werkzaamheden kon Mann zich nog niet expliciet tegen het Derde Rijk keren. In de jaren dertig voltooide Mann namelijk het tweede deel van de Joseph tetralogieDer Junge Joseph, en werkte hij door aan het derde deel, Joseph in Ägypten. Deze romancyclus verhaalt over de oudtestamentische Jozef en diens epische verhaal met zijn broers en Farao in Egypte. Voor Mann was dit werk van groot belang, het liet zien dat een Duitser nog werkelijk in staat is om kunst te creëren. Het besef en de werkelijkheid dat een oer-Joods verhaal nog een plek kon hebben in Europa naast het fascistische Duitsland, was van levensbelang voor Mann, het was hem meer waard dan een voorbarige en onzorgvuldige politieke reactie of uitspraak. Voor Mann was de Joseph iets waarlijk Duits, dat een tegenwicht kon bieden aan de vermagering en verkrachting die de Duitse cultuur onder het fascisme leed. Het ware Duitse, zou het volk wellicht helpen tot bekering te komen.

Pas na de totstandkoming en publicatie van de roman kon Mann zijn voorlopige politieke reactie verder uitbouwen en was hij in staat de onvermijdelijke consequenties van een dergelijke reactie te dragen. Naast impact op zijn eigen persoon, beïnvloedden zijn acties ook die van zijn vrouw, Katia, zijn jonge kinderen en zijn uitgever met diens aanverwanten. Naast zijn wens om het Duitse volk via zijn roman ‘direct’ toe te spreken, handelde Mann voorzichtig, zodat een zinloze voorlopige veroordeling van het Derde Rijk geen desastreuze gevolgen zou hebben voor zijn naasten, en zodat hij de tijd had om zijn reactie en standpunt sterk te onderbouwen.

Nadat ik eerder de autobiografie van zoon Klaus Mann, Der Wendepunkt, heb gelezen, was Manns afzijdigheid in de jaren 30 lange tijd onverklaarbaar voor mij. Klaus schreef herhaaldelijk aan zijn vader met de oproep om zich uit te spreken over de onmenselijkheid van zijn Duitsland, hetgeen telkens negatief werd beantwoord. In dezelfde tijd ontving Mann brieven vanuit Duitsland waarin hij werd gevraagd zijn zoon en dochter, Klaus en Erika, te beletten in het verder uitten van kritiek op het Derde Rijk, welke Mann wederom negatief beantwoordde.

Het uitblijven van een expliciet standpunt, omwille van de Joseph, omwille van zijn naasten, omwille van de kunst, lijkt mij geenszins verachtelijk. Het roept echter altijd de vraag op hoe men dient om te gaan met de wereld, in een brede zin. Te midden van de geschiedenis kan men niet oordelen over de toekomst, is alles ongewis. Een overhaaste beslissing kan van een gevierd schrijver een mislukkeling maken, of juist tegenovergesteld. Een beslissing om niet te beslissen kan hetzelfde effect hebben. En bovendien rest altijd nog de vraag in wat voor een verhouding de kunst staat tot de politiek. Een vraag welke Mann, naar mijns inziens, krachtig beantwoord in zijn dagboeknotities.

Mann beschrijft in deze notities het belang van de publicatie van de Joseph. Deze kon helaas niet meer in Duitsland uitgegeven worden, de uitgeverij was inmiddels uitgeweken naar Wenen. Desalniettemin was het een morele prestatie dat de Duitse cultuur zou voortleven, zonder een expliciete verbinding aan het verachtelijke Derde Rijk. Men kan in deze publicatie dan ook al voldoende Manns positie achterhalen, een positie die de Duitse cultuur niet zal verachten; onverschillig het politieke klimaat.

De dagboeken laten op deze wijze een bijzonder beeld van Thomas Mann achter. Een beeld van een intellectueel, en een gezinshoofd. Een beeld van een Duitser, wie zijn geliefde Duitse cultuur niet ten onder zal laten gaan in barbarij. De dagboeken laten op deze wijze ook vragen na. Intieme vragen over de interne strijd die men moet voeren, wanneer men wordt geconfronteerd met de geschiedenis, zonder dat men weer waar deze heen zal leidden. Vragen die ook nu nog vaak gesteld moeten worden, en waar natuurlijk nooit een definitief antwoord op te vinden is.

Om te eindigen citeer ik de laatste passage uit de brief van Mann aan de deken van de universiteit van Bonn, de reactie op het verlies van het eredoctoraat.

God moge ons verduisterd en misbruikte land helpen en het leren vrede te sluiten met de wereld en met zichzelf.

Küsnacht am Zürichsee, nieuwjaar 1937

 Geschreven door Tom van de Wijgert

Literatuur:

  • Mann, K. (1952). Der Wendepunkt. [Frankfurt a.M.]: S. Fischer.
  • Mann, T. and Hom, H. (1987). Dagboeken 1918-1921 & 1933-1939. Amsterdam: De Arbeiderspers.
  • Reich-Ranicki, M. (1987). Thomas Mann und die Seinen. Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt.