Opnieuw die Berg op!

Hoogwater wordt geclassificeerd door te benoemen hoe vaak zo’n waterstand voorkomt: 1 à 2 keer per jaar, eens in de 2 tot 3 jaar, eens per 5, 10, of zelfs 100 jaar. 2024 markeert het eeuwfeest van een literaire vloed: Thomas Manns de Toverberg. Aanleiding voor mij om opnieuw te gaan genieten van de ijle berglucht en ideologische vergezichten. Tijd voor een eerste herlezing.

Maar eerst een terugblik naar 2012. Ik zit vers in de collegebanken. Iedere verwijzing die de hoogleraar maakt naar boeken, films of filosofen schrijf ik op. Zo krabbel ik tijdens een college Ethiek een tekeningetje van een berg met sterren eromheen boven mijn aantekeningen. De Toverberg, een boek met zo’n poezelige titel moet wel wat te bieden hebben. Wat later in de boekhandel liegt de achterflap er niet om: ‘Het Boek der boeken! ‘ staat er onbescheiden. Laat maar eens zien dan, dacht ik.

Wat mij bovenal fascineerde tijdens het lezen van De Toverberg was dat er feitelijk niets gebeurd. De plot is te vatten in twee zinnen – Een bezoek aan een sanatorium van drie weken, strekt uit tot zeven jaar. Waarbinnen onze middelmatige protagonist speelbal is van concurrerende ideologische posities. Discussies dijen uit, ontwortelen en veranderen van richting en telkens weer zijn er terugkerende haakjes, zoals de Russische vrouw die iedere maaltijd de deur – te laat – dichtsmijt.

Onze protagonist Hans Castorp is beneveld door het object van zijn verlangen, Clavdia Chauchat op de buiten de tijd staande Vastenavond.

En dan, en dan en dan na een pagina of 400 raakt het verhaal in een stroomversnelling op Vastenavond. De sfeer wordt verhit en de taal neemt toe in tempo én dupliceert: onze personages beginnen Italiaans, en met name Frans te spreken. Een fantastisch gesprek ontspint tussen onze protagonist en zijn person of interest. Maar feitelijk gebeurt er niets. Fascinerend.

Geen van de intellectuele uitspattingen in de roman wisten mij af te schrikken. Ik was niet bang om verwijzingen te missen of mij dom te voelen door niet te weten wie Wagner was, of Goethe (De scène op Vastenavond is getiteld Walpurgisnacht en recreëert een scene uit Faust 1 – later doet Mann dit weer in Doktor Faustus en schrijft hij zijn fanfiction hiervan in Lotte in Weimar). Mijn leeshouding was gestoeld op het idee dat proberen iets te begrijpen door het gewoon te lezen altijd méér begrip oplevert dan iets niet lezen omdat je bang bent het wellicht niet volledig te bevatten.

Deze herlezing begin ik niet meer als een zogenaamd onbeschreven blad. Ik ben benieuwd welke thema’s nu als kleefkruid blijven haken en ik ga mijn best doen hier kort en waarschijnlijk niet heel bondig enkele stukken over uit te lichten op deze blog.

Tom v.d. Wijgert

Aan de vooravond van Vastenavond 2024

Een les in menselijkheid. Wat Thomas Mann mij heeft geleerd over democratie.

Een jaar geleden begon ik mijn afstudeeronderzoek naar Thomas Manns politieke teksten; inmiddels ben ik afgestudeerd. Wat heeft dit onderzoek mij geleerd?

Ongeveer anderhalf jaar ben ik bezig geweest met mijn afstudeeronderzoek naar Thomas Mann’s politieke escapades. Een ongebruikelijk, lastig, maar bovenal dankbaar onderwerp. Ik heb niet alleen veel schitterende teksten en essays kunnen lezen, maar heb bovendien nieuwe ideeën opgedaan over mijn eigen relatie tot kunst, politiek en bovenal democratie. Grote thema’s, die sluipenderwijs steeds opduiken.

Voordat ik aan mijn onderzoek begon twijfelde ik of een filosofisch onderzoek naar Thomas Mann’s politieke geschriften wel academisch genoeg zou zijn. Was het niet veel beter en makkelijker om gewoon een filosoof te kiezen? Bovendien, Mann’s politieke teksten worden vaak afgedaan als amateuristisch, onnozel, of simpelweg niet relevant. Was het nu echt wel zinnig om daarin te duiken? Het antwoord op die vraag moge duidelijk zijn. Ik had geen betere keus kunnen maken.

cms491-eth-bibliothek-zrich-thomas-mann-archiv-fotograf-unbekannt-formatkey-jpg-default

Maar waarom nu, of all people, Thomas Mann? Er zijn tig schrijvers of intellectuelen die zich met politiek hebben bemoeid – die het al dan niet met de dood moesten bekopen. Het eenvoudige antwoord is natuurlijk dat ik op een bepaalde manier gefascineerd ben door het werk van Mann. Maar dat is wat mij betreft niet voldoende. Er zit, volgens mij, een ongekende actualiteit in Manns teksten. Een urgentie die voortkomt uit een aangrijpende menselijkheid die aan de basis van Manns gedachten ligt.

Thomas Mann was natuurlijk allereerst een schrijver, en zijn politieke teksten blinken dan ook niet uit in wetenschappelijke helderheid. Maar, en dat is wat mij betreft het belangrijkste, hij probeert telkens weer opnieuw zijn eigen persoon, zijn eigen schrijverschap, in de context van de tijd te plaatsen. Wat betekent het om Duitser te zijn in het Keizerrijk? Of schrijver, ten tijde van de Weimar Republiek? Wat betekent het als mens om je land uit te worden gezet? Om als schrijver je boeken verbrand te zien worden?

Het bijzondere is dat deze vragen niet slechts sporadisch werden gesteld. Het waren de onderwerpen van Manns essays. Hij reflecteerde zo publiekelijk op zijn eigen schrijverschap of Deutschtum. Hij beschrijft eerlijk en open hoe zijn positie ontwikkelt en legt rekenschap af voor de conclusies die hij daaraan verbindt. Zo is Mann in 1922 een van de eerste conservatieve schrijvers die zich bekeert tot de Weimar Republiek. Zijn teksten lezen als één lange confrontatie, een worsteling, met zichzelf als kunstenaar en burger; een worsteling als mens.

Een van die worstelingen is met democratie. Een begrip dat nu zo normaal is dat we er vaak weinig aandacht aan besteden – we beslissen vaak democratisch wat het avondeten wordt. Democratie is voor ons alomtegenwoordig. Ook al horen we steeds vaker dat democratie onder druk staat door het groeiende populisme of het gepolariseerde publieke debat, democratie als ideaal staat fier overeind.

Dat was in Manns tijd wel anders. Democratie was relatief nieuw aan het begin van de twintigste eeuw. Natuurlijk waren er de VS, maar in Europa werd het democratische idee nog heftig bestreden. De aristocraten waren tegen politieke invloed door het gepeupel; het volk. Zij, zo dachten de aristocraten, waren onbetrouwbaar en irrationeel en moesten hoe dan ook buiten de poort van de macht blijven. Zo dacht ook Mann. In 1918 schreef hij dat democratie het grootste gevaar voor Duitsland was en moest worden bestreden. De Eerste Wereldoorlog, zo vond hij, was dan ook volledig gerechtvaardigd.

Twintig jaar later, in het najaar van 1938 reist Thomas Mann de VS rond voor zijn lezing ‘De komende zege der demokratie.’ Gedurende twee decennia heeft hij zich ontwikkelt van een niet-politieke antidemocraat, naar een spreekbuis voor de democratie. Ondanks al zijn bezwaren, ondanks alle problemen van de democratie, kwam hij tot de conclusie dat democratie de best mogelijke staatsvorm is. Waarom? Simpelweg, de democratie heeft het beste met mensen voor, ze wil hen verheffen, emanciperen. Dat alles uit een hoger idee van menselijkheid.

Deze democratische wending is opmerkelijk. Het toont iets dat hoort bij het begrip democratie, maar wat we nu vaak vergeten zijn. Want, democratie is niet iets vanzelfsprekends, het is eerder tegen-intuïtief. Het idee dat anderen gelijk aan ons zijn, dat anderen net zoveel te zeggen hebben als wij – zelfs anderen waarvan je misschien wel vind dat ze hun mond moeten houden – is confronterend. Het is iets dat weerstand en frustratie kan oproepen, maar wat bovenal, vind ik, vragen moet oproepen. En dat is nu precies wat mijn onderzoek heeft gedaan.

Door Manns worsteling met democratie ben ik uitgedaagd om zelf ook vragen te stellen over wat het nu betekent om democraat te zijn. Om eens voorbij te gaan aan het gangbare ‘één keer in de vier jaar stemmen,’ maar om te onderzoeken en te zien wat het nu concreet betekent. De casus Mann, laat op indringende wijze zien hoe iemand ervoor kiest democraat te zijn in een tijd waarin democratie alles behalve vanzelfsprekend was. Zijn keuze had dan ook consequenties, die hij vervolgens met een zwaar gemoed droeg.

Ik denk dat het geen kwaad kan, dat we het aan onszelf verplicht zijn, om stil te staan bij wat het nu eigenlijk betekent om democraat te zijn. Dat we niet gedachteloos allerlei dingen gaan roepen over het parlement en onze democratie, maar het eens proberen te omarmen. In zijn handelen en zijn boeken omarmt Thomas Mann zijn medemens. Hij wil als persoon de ander als gelijke zien, als broeders en zusters.

Ondanks het feit dat hij zelf beroemd, begaafd en uitzonderlijk is – arrogantie was Mann zeker niet vreemd – omhelst hij het volk, omhelst hij het menselijke in ieder mens. Dat is de hoogste vorm van democratie, van democraat zijn. Mann probeerde dit te doen met zijn boeken, zijn romans, waarin hij op zoek gaat naar een kern van het mens zijn. Ook in zijn toespraken komt het thema sterk terug, Mann wilde Duitsland behoeden voor het onmenselijke monster dat wij nu kennen als het Derde Rijk. Wat dit precies inhoudt en theoretisch betekent, en wat voor een problemen dit idee oproept, laat ik voor nu in het midden, voor de liefhebber: mijn onderzoek is hier terug te vinden.

Nu ik aan het eind van mijn studie filosofie gekomen ben moet ik net als Hans Castorp uit de Toverberg afdalen naar het laagland. Voor Hans werd het een noodlottige afdaling, voor mij luidt het slechts een nieuwe fase in. Ik zie ernaar uit om alle filosofische en ideologische bagage die ik gedurende mijn studententijd heb opgedaan in de praktijk te brengen. Om nieuwe ervaringen op te doen en mijzelf te blijven ontwikkelen; een Bildungsroman kent natuurlijk geen einde.

September 2018

 

Voor degene met wat extra tijd: mijn onderzoek is hieronder te lezen. De vraag die centraal staat is hoe het begrip democratie bij Thomas Mann is ontwikkelt tussen 1918 en 1955.

Democracy as the Genius Kiss, Tom van de Wijgert

De Toverberg: Liefde als kracht

De intellectuele strijd in de Toverberg wordt niet beslecht door het rationele: het is de liefde die ertoe doet.

De slotaflevering van de VPRO-serie Made In Europe, vertolkt door Dimitri Verhulst, beklom de Mount-Everest van de wereldliteratuur: De Toverberg van Thomas Mann. Waar anders, dan op de Toverberg, kun je Europa beter overzien? Van waaruit, kun je de ravages van ideologieën, de overblijfselen uit een oude tijd, beter in perspectief plaatsen dan vanuit een plek die boven tijd en ruimte uittorent. Vanuit een plaats waar de tijd langzaam verwaterd en tot toevalligheid verwordt. Waar de middagsoep langzaam in een eeuwigheidssoep verandert.

1838029,yp+T7PMY5lKvdiJRNP2232rRcIxVh8A_S7N9IsWuz4QEwaEPZZrjpU+rJbihmueTTpJCTKIusJ0qmDEDRKo4WA==
Christopher Eichhorn als Hans Castorp (rechts) in Der Zauberberg (serie) na de ‘eeuwigheidssoep’

Voor wie niet bekend is met het boek, het ‘plot’ -alhoewel zo’n woord zeker niet op zijn plek is in referentie naar de Toverberg, het weten van het plot is dan ook geen spoiler waar men altijd voor vreest: de Toverberg is juist een boek welke zowel tijdens het lezen als in retroperspectief zijn invloed doet gelden of, in het laatste geval, zelfs doet vergroten – laat zich redelijk eenvoudig samenvatten.

Hans Castorp, die hoofdpersoon, reist vanuit Hamburg naar een sanatorium in Davos om zijn zieke neef Joachim Ziemβen op te zoeken. Hans Castorp is van plan om drie weken te blijven. Drie weken, welke langzaamaan uitdijen tot zeven jaren. In deze zeven jaar wordt hij, zoals sommige dat dan noemen, gebildet, onderwezen. Van een naïeve jonge man, ‘ein Sorgenkind des Lebens’, verwordt Hans Castorp langzaam maar zeker in een man van de wereld. Zeven personen hebben in deze zeven jaar een belangrijke pedagogische invloed op Hans Castorp. Twee van deze personen, de Italiaanse Verlichtingshumanist Lodovico Settembrini en de nihilistisch-reactionaire Jezuïet Leo Naphta, zijn met recht de twee meest rationele en intellectuele ‘leermeesters’ van Hans Castorp. De alsmaar voortdurende gesprekken tussen beide mannen, Hans Castorp is nagenoeg altijd afzijdig, vormen een groot deel van de 1000 pagina dikke roman – Thomas Mann had de Toverberg ooit bedoelt als een novelle om zijn indrukken van het sanatorium, waar zijn vrouw Katia Mann in 1912 een aantal maanden verbleef, te verwerken.

hotel_thomasmann_03
Het Waldsanatorium in Davos waar Katia Mann in 1912 enkele maanden verbleef

De intellectuele strijd tussen Settembrini en Naphta is in zekere zin een hoogtepunt van de roman. Settembrini is een ware profeet van de vooruitgang. Zijn onvoorwaardelijke geloof en vertrouwen in de mens, in de mensheid en in de wetenschap tekenen zijn positie als Verlichtingshumanist. Al vroeg neemt hij de taak op zich om als mentor Hans Castorp in te wijden in de principes van dit humanisme. De link tussen Settembrini en de Verlichting wordt door Mann concreet gemaakt in de scene waar Settembrini Hans Castorp in het donker aantreft. Voordat hij begint te praten knipt hij het licht aan. Deze principes van de ratio veronachtzamen het lichaam: het haat en verafschuwt de ziekte, de dood, muziek, en bovenal: de liefde.

Leo Naphta, aan de andere kant, is een complexer figuur. Naphta is een reactionair denker in extremen, een joodse-Hegeliaan, of Marxist – soms wordt er gesteld dat Naphta is gebaseerd op de filosoof/literatuurcriticus Georg Luckács. Naphta is op latere leeftijd bekeerd tot het Christendom, de Jezuïeten, maar is van huis uit Joods. Zijn denken bestaat uit verschillende en tegengestelde takken. Hij omarmt het mysticisme, het ongeschrevene en het irrationele. Alhoewel hij als Jezuïet al het wereldlijke verafschuwt, is zijn overjas gevoerd met bont, en is zijn appartement overladen met zijde. Bovendien gelooft hij heilig dat ziekte de enige bron is van vooruitgang, maar zijn eigen ziekte bestrijdt hij tot op iedere mogelijke hoogte.

De strijd tussen beide mannen mondt uiteindelijk uit in een duel, zo’n ouderwets duel met geweren en doodslag. Het duel vormt de climax van de intellectuele strijd. Niet omdat de een sterft, en de ander voortleeft. Veeleer omdat de onmogelijkheid en inconsequentheid van beide denkers tot het spits wordt gedreven. Met name Settembrini’s positie komt terecht in een aporie. De positie van de Verlichtingshumanist is een positie die tot actie oproept, tot handelen. Tijdens het duel wordt Settembrinis onmogelijkheid om te handelen concreet.

Doorheen de gehele roman propageert Settembrini vooruitgang, maar een echte bijdrage aan de vooruitgang lijkt Settembrini nooit te leveren. Hij gebruikt zijn ziekte als een excuus om in het Sanatorium te blijven, terwijl in het laagland -zoals de mensen op de Toverberg de buitenwereld noemen – de wereld aan hem voorbijtrekt. Hij laat conferenties en andere opties varen vanwege gezondheidsredenen. Desondanks stelt Settembrini altijd dat het lichaam minderwaardig is aan de geest: de geest, de ratio, is oppermachtig! Toch accepteert Settembrini de uitnodiging van Naphta tot een duel. Een uitnodiging die hij op grond van zijn positie nooit had kunnen aannemen. Settembrini is een pacifist, een rasechte verdediger van de waarde van ieder mens als mens.

“Theoretisch keur ik het duel af, ik ben een juridisch denkend mens. Maar de praktijk ziet er anders uit. Er zijn situaties waarin… controverses die… kortom, ik sta deze heer ter beschikking.”

Settembrini kan zijn positie niet langer verdedigen, hij kan zich niet langer verschuilen met woorden, met argumenten, en hij besluit niet meer uit te leggen: kortom…  Bij aanvang van het duel doet Settembrini echter niets. Hij schiet niet, ook niet op aandringen van Naphta, hij kan het niet. Zijn idealen botsen met de concrete werkelijkheid, met de hardheid van het echte: met het laagland. De tijd en plaatseloosheid van de Toverberg vallen weg door deze inbreuk, deze scheur, in de werkelijkheid. Naphta, zal zichzelf van het leven beroven en vele lezers interpreteren dit als vanzelfsprekend als de zege van het Verlichtingshumanisme over Naphta, een intuïtie die ook Arnon Grunberg in de aflevering van Made in Europe aan de dag legde.

Dat deze strijd centraal werd gesteld in het programma is zeker niet verwonderlijk, onder andere Juliette Binoche en György Konrád werden geplaatst in de setting van de Toverberg én deze intellectuele strijd. Hoe aanwezig en overkoepelend deze strijd ook is, zeker in de context van de Eerste Wereldoorlog welke doorheen zowel Settembrini en Naphta lopen, een ander principe viert hoogtij in de Toverberg. Een principe dat onlosmakelijk verbonden is aan de dood, en aan een ander personage: Clawdia Chauchat.

tumblr_myfiyoF3QQ1qgcznlo1_500
Hans Castorp en Clawdia Chauchat op Walpurgisnacht in Der Zauberberg (1982)

De Russische vrouw is, in zekere zin, de reden voor Hans Castorp om in het sanatorium te blijven. Zijn liefde voor de onvolmaakte vrouw is ongeëvenaard. Een liefde die uiteindelijk tot zijn geestelijk sterven leidt. Het is namelijk de liefde die hem dwingt zijn eigen positie, in hoeverre het een positie kan worden genoemd, los te laten. In tegenstelling tot Settembrini en Naphta omhelst Hans Castorp lange tijd geen gedefinieerde positie. Hij blijft in het midden, onderzoekend, onwetend, onbeslist. Hans Castorp heeft geen alomvattende reden om te leven, geen moraal. Als enig personage accepteert Hans zijn ziekte en bijbehorende consequenties. Hij behoeft geen rationeel rookgordijn, zoals Settembrini. Hans Castorp weet al van jongs af aan dat leven samenhangt met dood; dat het accepteren van de een onvoorwaardelijk het accepteren van het tegendeel behelst.

Het accepteren van dit noodlot – hetgeen natuurlijk door Nietzsche is geïnspireerd- maakt Hans Castorp in een bepaalde zin onbepaald. Hij laat zijn pedagogen vechten over zijn intellectuele zielenheil, terwijl hij geduldig alle posities wikt en weegt. In het hoofdstuk Sneeuw, zonder twijfel het belangrijkste hoofdstuk van het boek, ontdekt Hans Castorp voor het eerst expliciet zichzelf, zijn onbepaaldheid. Hij herkent hoe zowel Settembrini als Naphta slechts zwetsers zijn, snoevers. Hij omarmt zijn eigen vitalisme, zijn eigen kracht. Het is de onbepaaldheid die Hans Castorp zijn levenskracht schenkt. Desalniettemin laat ook hij zich op een zeker moment bepalen. Het is Clawdia Chauchat die Hans Castorps vitalisme de nek omdraait.

Thomas-Mann
Thomas Mann achter zijn bureau in Pacific Palisades

Zijn liefde voor haar wordt steeds heftiger, steeds echter. Moest Hans Castorp zijn liefde eerst nog verhullen achter een carnavalsmasker, later wordt deze steeds meer open: het masker komt af. Wanneer Clawdia Chauchat niet in het sanatorium is, wacht Hans Castorp nog slechts op haar terugkeer. Het waanidee nestelt in zijn hoofd dat ze terug zal komen. Zij is de enige reden voor hem om te leven, om te blijven. Niet langer dwaalt Hans Castorp als een ‘Sorgenkind des Lebens’ rond over de Toverberg, niet langer wordt hij bepaald en beïnvloed door zijn leermeesters – het feit dat de meeste overleden zijn daargelaten – hij heeft niet langer een open levenshouding.  Door zijn fixatie op de liefde verdwijnt zijn omarming van leven en dood: hij fixeert zich op het leven, een leven echter, zonder waarde. In een roes van betekenisloosheid waait plots het laagland, de wereld, de veilige muren van de Toverberg binnen en toont de destructieve waanzin waarvoor Hans Castorp zeven jaar was afgesloten: hij zal als soldaat naar het front moeten, de Eerste Wereldoorlog is een feit.

De Toverberg omarmt uiteindelijk geen van de posities van Settembrini of Naphta. Het idealistische slagveld van de Eerste Wereldoorlog, op een bepaalde manier samengevat in beide intellectuelen, is niet wat uiteindelijk de toekomst van Europa bepaald. Belangrijker is het om de liefde te omarmen, zij het niet als fixatie. De liefde als liefde, als kracht, als vitaliteit, is de leidraad die het pad naar de toekomst wijst. Het is onwijs om de wereld in twee vijandelijke kampen op te delen, zei de neef van Hans Castorp, Joachim Ziemβen eens. Een devies die wellicht belangrijker is dan het op het eerste oog lijkt. Het lijkt mij onwijs om de Toverberg als strijd tussen twee vijandige fronten in te delen, veeleer is het een angst voor iedere gefixeerde positie die uit het werk spreekt.

Het slotakkoord van de roman, wat tevens het slotakkoord van Made In Europe is, resoneert nogmaals dit idee: de liefde als liefde, de liefde zonder zin, zal iemand haar ooit weer omarmen;

“Zal ook uit dit wereldfeest van de dood, ook uit deze vreselijke koortsgloed die overal rondom de regenachtige hemel in brand steekt, ooit de liefde opstijgen?”

Dagboeken 1918-1939: Kunst boven Politiek

In de Dagboeken 1918-1939 blijkt veelvuldig hoe Thomas Mann wacht met het innemen van een standpunt tegen het Derde Rijk. De dagboeken, geven inzicht in de redenen daartoe.

Dagboeken 1918-1939
Privé-domein nr.129

Dit eerste blogbericht is geen inleidend bericht over de schrijver en de werken van Thomas Mann. Het is geen verheerlijking en beschrijving van zijn geweldige eerste roman De Buddenbrooks, wat een uitermate geschikte keus is als introductie tot Thomas Mann en wat bovendien een ontzettend rijke en bijzondere roman is. Nee, dit eerste blogbericht bespreekt het werk dat ik zojuist heb gelezen: Thomas Mann Dagboeken 1918-1939 (vertaald en geselecteerd door Hans Hom & G.A. von Winter, 1987). Wat een inleiding betreft had deze blog een kleine twee jaar eerder moeten beginnen op het moment dat ik voor het eerst kennismaakte met Thomas Mann in het boek De Toverberg.

U hoeft echter niet te treuren. Er is weinig zo fascinerend en bijzonder als een dagboek van een ander persoon; een uniek perspectief op de dagelijkse ideeën, gedachten en beslommeringen van een leven. Een leven dat natuurlijk niet zomaar een willekeurig leven is. De dagboeken beschrijven het leven van een van de grootste intellectuelen van Duitsland in het begin van de twintigste eeuw. In tijden van oorlog, crisis en onrust, in tijden die veranderingen teweegbrachten die ook nu nog van belang zijn en die nog steeds duidelijk aanwezig zijn in ons eigen tijdperk.

De dagboeken zijn dan wel geen inleiding, maar toch zeker wel een kennismaking met Thomas Mann als schrijver, echtgenoot en gezinshoofd, vriend en vaak ook als een door zijn gestel en gemoed geteisterd man. Bovendien zijn deze vroege dagboeken bijzonder daar zij fragmenten bevatten uit 1918 tot en met 1921. In een latere dagboeknotitie schrijft Thomas Mann dat hij zijn eerdere dagboeken (voor maart 1933) heeft verbrand. Deze dagboeknotitie staat gedateerd op mei 1945, Pacific Palisades, Thomas Manns toenmalige woonplaats aan de westkust van Amerika. De enige overgebleven schriften waren dus vanaf 1918 tot en met 1921, daar hij deze nodig had voor zijn werk aan zijn roman Doktor Faustus.

Wat er nu precies in deze vernietigde dagboeken stond is natuurlijk onbekend, maar naar alle waarschijnlijkheid had Thomas Mann genoeg reden om deze te vernietigen. Zo beschrijft hij in 1933 hoe hij slapeloze nachten, pijnen en een verschrikkelijke mate van stress moest verduren toen bleek dat hij niet meer terug kon naar zijn huis in München, daar de nationaal-socialisten aan de macht waren gekomen, maar dat zijn zwarte koffer met al zijn dagboeken nog in dit huis waren opgeslagen. Later heeft zoon Golo Mann de dagboeken uit München weten te ‘bevrijden’, zonder dat de nationaal-socialisten deze hadden bezoedelt, hetgeen een ramp moest zijn geweest indien deze wel waren gelezen.

Algoed, maar wat houdt zo’n dagboek nu in? In feite is een notitie een korte beschrijving van de dag met enige belangrijke gebeurtenissen of gesprekken: “Vroeg op en gebaad. Onder het werk aankomst van Geheimrat Saenger.” Daarnaast vermeldt Thomas Mann bijhaast altijd in welke literatuur hij leest: “…’s avonds voor het slapengaan Proust-lectuur. Bewondering voor zijn rijkdom en kennis..” en, wellicht het belangrijkste, aan welk manuscript hij heeft gewerkt: “Sinds twee dagen de bezigheden aan Der Zauberberg weer hervat, dat wil zeggen, ik heb het gesprek in het Frans met behulp van Franks correcties herschreven.”

Dit drietal aan elementen wordt slechts onderbroken door uitzonderlijke gebeurtenissen zoals: reizen per trein, oceaanstomer of vliegtuig, ingrijpende politieke omstandigheden, het jaarlijkse vervangen van de scheurkalender op zijn werkkamer op 31 december (hetgeen hem uitzonderlijk veel goed doet) en zijn persoonlijke gemoedstoestand. Hiervan is het laatste niet zo uitzonderlijk, Thomas Mann is regelmatig ziek, zwak en misselijk.

Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen laaiend enthousiast wordt van dagboeknotities over bovenstaande onderwerpen. Het meeslepende en aangrijpende van de notities verschuilt zich echter doorheen het dagelijkse leven. Het dagelijkse leven dat meerdere malen heftig wordt verstoord door een politieke onrust welke het Europese continent tot tweemaal toe volledig veranderde. Over de Eerste Wereldoorlog schrijf ik hier niet.

Allereerst beschrijven de dagboeken slechts de nadagen van deze oorlog, maar belangrijker is het feit dat Thomas Mann gedurende deze oorlog werkt aan een moloch van een boek: Betrachtungen eines Unpolitischen. Wellicht het meest persoonlijke werk dat Thomas Mann heeft geschreven, naast de Buddenbrooks. Zoon Klaus Mann schrijft in zijn autobiografie Der Wendepunkt over de Betrachtungen het volgende: “Het is een document van een hoogst eigenaardig, ja uniek karakter, dit lange smartelijke gesprek met zichzelf van een schrijver die door de oorlog is ontwricht: literair gezien een meesterwerk, een schitterende tour de force; van politiek standpunt beschouwd een catastrofe.”Om daarom de Eerste Wereldoorlog te beschouwen aan de hand van enkele dagboeknotities, en niet aan de hand van de Betrachtungen is waanzin.

Desalniettemin dient de Betrachtungen als startpunt voor het eigenlijke onderwerp van dit blogbericht. In de Betrachtungen handelt Thomas Mann namelijk vanuit een innerlijke overtuiging die hem verplicht tot het innemen van een standpunt inzake de Oorlog. Het is precies dit probleem van het innemen van een standpunt dat gedurende de jaren 1933-1936 voorop staat in het leven van Thomas Mann. Het probleem van een standpunt innemen wordt omgeven met vragen over de relatie tussen de kunst en de politiek; in hoeverre is een kunstenaar of intellectueel verplicht zich in te laten met de politiek. In hoeverre ben je jezelf verplicht om verwijdering van een inhumaan regime te zoeken? Deze vragen zijn het onderwerp van dit blogbericht.

Thomas Mann staat bekend als een strijder tegen het Derde Rijk. Zo schrijft de invloedrijke Poolse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki het volgende in zijn werk Thomas Mann und die Seinen:

Hij, Thomas Mann, werd in de tijd van het Derde Rijk tot de representatieve tegenfiguur bij uitstek. De namen Adolf Hitler en Thomas Mann symboliseren nog steeds de twee uitersten van het Deutschtum.

Als Poolse Jood maakte de openlijke distantiëring van Thomas Mann jegens het Derde Rijk een onmetelijke indruk op het leven van Reich-Ranicki. Bovendien heeft de criticus gelijk als hij Thomas Mann een tegenfiguur bij uitstek noemt. Talloze redevoeringen (Lectures) en artikelen van Thomas Mann creëren een tegengeluid voor de Duitstalige bevolking van Europa. Daarnaast zond de BBC van oktober 1940 tot mei 1945 verschillende radiotoespraken van Thomas Mann uit in Duitsland. Iedere toespraak was gericht aan het Duitse volk en begon met de bekende woorden: “Deutsche Hörer!“. Het Duitse volk werd bijna maandelijks toegesproken in een Duits dat niet langer gewoon was in het Derde Rijk, in een taal van een ander Duitsland. Over de radiotoespraken, wellicht in een volgend blogbericht meer.

Het beeld van Thomas Mann als tegenfiguur van Adolf Hitler is dan ook tot op zekere hoogte terecht. De dagboeken van 1933-1939 laten een andere kant van Thomas Mann zien, een kant waarin het menselijke en persoonlijke tegenover de destructieve krachten van de geschiedenis staan. Het was namelijk zeker niet Thomas Mann die de nationaal-socialistische regering vanaf het begin van het Derde Rijk veroordeelde, iets wat zijn broer Heinrich en zijn twee oudste kinderen, Erika en Klaus, wel deden. Veeleer was Thomas Mann besluiteloos, afwachtend. Een houding welke wij achteraf graag willen veroordelen nu wij weten wat voor gevolgen het nationaal-socialistische tijdperk heeft gehad. Een houding, welke inzichtelijk wordt in zijn dagboeknotities.

Er zijn verschillende motieven aan te wijzen voor Thomas Mann’s afwachtende houding. Een motief is de onzekerheid. In Mann’s houding ten opzichte van Duitsland komt de onzekerheid voor het eerst tot uiting in het besef dat hij niet binnen afzienbare tijd terug kon keren naar zijn geliefde Duitsland en zijn geliefde München. Door een toespeling van het lot bevond Thomas Mann zich samen met zijn vrouw Katia in het buitenland vanaf 11 februari 1933, zij maakten samen een grote voordrachtsreis langs Amsterdam, Brussel, Parijs en uiteindelijk Arosa waar Thomas Mann zijn voordracht: Leiden und Größe Richard WagnersOp aandringen van Erika en Klaus, keerde het paar nooit meer terug naar hun woonplaats München. Het politieke klimaat was dusdanig verandert dat een eventuele terugkeer een bedreiging was voor zijn werk, en derhalve zijn leven. Het begin van een uitzichtloos, onvrijwillig Exil-tijdperk.

In de eerste maanden van het Exil hield Thomas Mann vast aan de gedachte van een mogelijke terugkeer. Eens, als de nationaal-socialisten door een grandioze economische crisis van hun voetstuk vallen. Zo schrijft hij op 5 april 1933:

Welk een teleurstellingen zal het ongelukkige, thans vreugdedronken en schijngelukkige volk nog te verduren krijgen! De beurs is in déroute. Het economische beleid of de buitenlandse politiek zal deze regering de nek breken.

De hoop op een dergelijke crisis, waarin deze regering zich zonder twijfel aan het storten is, houdt de hoop op terugkeer levend. Bovendien, alle bezittingen en Mann’s publiek bevinden zich nog altijd in Duitsland. Het loslaten van zijn thuisland, van het Duits zijn, is dan ook geen lichte opgave. Uiteindelijk geeft Mann de hoop op terugkeer op (20 juli, 1933):

Terugkeren is uitgesloten, onmogelijk, absurd, vol woeste gevaren voor vrijheid en leven-dat ziet het verstand duidelijk in, hoezeer ik een openlijke en uit vrije wil voltrokken breuk tot dusver ook heb proberen uit te stellen.

Voordat Mann deze ingrijpende keuze kon maken had hij al veel moeten opgeven. Allereerst zijn lidmaatschap van de Deutsche Akademie (later Goethe-instituut), Pen-Club, Rotary-Club en het Volkenbond-Comité en zijn voorzitterschap van het Schutzverband Deutscher Schriftsteller (later Reichsschrifttumskammer). Een laatste eretitel verliest Mann pas op 25 december 1936: zijn eredoctoraat aan de universiteit van Bonn. Waar hij bij eerdere ontslagen slechts formeel en afstandelijk reageerde, was zijn reactie aan de deken van de Universiteit van Bonn een begin van zijn openlijke campagne tegen het Derde Rijk.

De afstandelijke en terughoudende reacties die Mann terugstuurde op de berichten van zijn ontslag tekenen de periode waarin Mann verkeerde. Voordat hij een definitieve verblijfplaats had gevonden in Küsnacht, nabij Zürich, en de financiële middelen tot op zekere hoogte te hebben veiliggesteld was het simpelweg niet denkbaar voor Mann om een positie tegen het Derde Rijk in te nemen. Nu deze onzekerheden langzaamaan verdwenen en de dagelijkse werkzaamheden weer doorgang vonden werd de roep op een politiek statement steeds groter op Mann. Zijn broer Heinrich, en ook zoon en dochter Klaus en Erika, hadden zich al langer in het intellectuele kamp tegen Hitler geschaard. Dit had tot gevolg dat Heinrichs naam in 1933 op de eerste Ausbürgerungs-lijst stond vermeld, en het Duitse staatsburgerschap verloor.

Ondanks de nieuw gevonden, relatieve, dagelijkse rust en werkzaamheden kon Mann zich nog niet expliciet tegen het Derde Rijk keren. In de jaren dertig voltooide Mann namelijk het tweede deel van de Joseph tetralogieDer Junge Joseph, en werkte hij door aan het derde deel, Joseph in Ägypten. Deze romancyclus verhaalt over de oudtestamentische Jozef en diens epische verhaal met zijn broers en Farao in Egypte. Voor Mann was dit werk van groot belang, het liet zien dat een Duitser nog werkelijk in staat is om kunst te creëren. Het besef en de werkelijkheid dat een oer-Joods verhaal nog een plek kon hebben in Europa naast het fascistische Duitsland, was van levensbelang voor Mann, het was hem meer waard dan een voorbarige en onzorgvuldige politieke reactie of uitspraak. Voor Mann was de Joseph iets waarlijk Duits, dat een tegenwicht kon bieden aan de vermagering en verkrachting die de Duitse cultuur onder het fascisme leed. Het ware Duitse, zou het volk wellicht helpen tot bekering te komen.

Pas na de totstandkoming en publicatie van de roman kon Mann zijn voorlopige politieke reactie verder uitbouwen en was hij in staat de onvermijdelijke consequenties van een dergelijke reactie te dragen. Naast impact op zijn eigen persoon, beïnvloedden zijn acties ook die van zijn vrouw, Katia, zijn jonge kinderen en zijn uitgever met diens aanverwanten. Naast zijn wens om het Duitse volk via zijn roman ‘direct’ toe te spreken, handelde Mann voorzichtig, zodat een zinloze voorlopige veroordeling van het Derde Rijk geen desastreuze gevolgen zou hebben voor zijn naasten, en zodat hij de tijd had om zijn reactie en standpunt sterk te onderbouwen.

Nadat ik eerder de autobiografie van zoon Klaus Mann, Der Wendepunkt, heb gelezen, was Manns afzijdigheid in de jaren 30 lange tijd onverklaarbaar voor mij. Klaus schreef herhaaldelijk aan zijn vader met de oproep om zich uit te spreken over de onmenselijkheid van zijn Duitsland, hetgeen telkens negatief werd beantwoord. In dezelfde tijd ontving Mann brieven vanuit Duitsland waarin hij werd gevraagd zijn zoon en dochter, Klaus en Erika, te beletten in het verder uitten van kritiek op het Derde Rijk, welke Mann wederom negatief beantwoordde.

Het uitblijven van een expliciet standpunt, omwille van de Joseph, omwille van zijn naasten, omwille van de kunst, lijkt mij geenszins verachtelijk. Het roept echter altijd de vraag op hoe men dient om te gaan met de wereld, in een brede zin. Te midden van de geschiedenis kan men niet oordelen over de toekomst, is alles ongewis. Een overhaaste beslissing kan van een gevierd schrijver een mislukkeling maken, of juist tegenovergesteld. Een beslissing om niet te beslissen kan hetzelfde effect hebben. En bovendien rest altijd nog de vraag in wat voor een verhouding de kunst staat tot de politiek. Een vraag welke Mann, naar mijns inziens, krachtig beantwoord in zijn dagboeknotities.

Mann beschrijft in deze notities het belang van de publicatie van de Joseph. Deze kon helaas niet meer in Duitsland uitgegeven worden, de uitgeverij was inmiddels uitgeweken naar Wenen. Desalniettemin was het een morele prestatie dat de Duitse cultuur zou voortleven, zonder een expliciete verbinding aan het verachtelijke Derde Rijk. Men kan in deze publicatie dan ook al voldoende Manns positie achterhalen, een positie die de Duitse cultuur niet zal verachten; onverschillig het politieke klimaat.

De dagboeken laten op deze wijze een bijzonder beeld van Thomas Mann achter. Een beeld van een intellectueel, en een gezinshoofd. Een beeld van een Duitser, wie zijn geliefde Duitse cultuur niet ten onder zal laten gaan in barbarij. De dagboeken laten op deze wijze ook vragen na. Intieme vragen over de interne strijd die men moet voeren, wanneer men wordt geconfronteerd met de geschiedenis, zonder dat men weer waar deze heen zal leidden. Vragen die ook nu nog vaak gesteld moeten worden, en waar natuurlijk nooit een definitief antwoord op te vinden is.

Om te eindigen citeer ik de laatste passage uit de brief van Mann aan de deken van de universiteit van Bonn, de reactie op het verlies van het eredoctoraat.

God moge ons verduisterd en misbruikte land helpen en het leren vrede te sluiten met de wereld en met zichzelf.

Küsnacht am Zürichsee, nieuwjaar 1937

 Geschreven door Tom van de Wijgert

Literatuur:

  • Mann, K. (1952). Der Wendepunkt. [Frankfurt a.M.]: S. Fischer.
  • Mann, T. and Hom, H. (1987). Dagboeken 1918-1921 & 1933-1939. Amsterdam: De Arbeiderspers.
  • Reich-Ranicki, M. (1987). Thomas Mann und die Seinen. Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt.