De onderdaan

Een korte bewerking van ‘Der Untertan’ (1918) van Heinrich Mann ter gelegenheid van Koningsdag 2017. De roman rekent op ironische wijze af met het nationalisme en de heersersmoraal in Duitsland.

De koning komt naar Tilburg, hoezee!

De keizer komt naar Netzig, hoezee!

Daar loopt de koning. Daar, over de weg van zijn voorvader. Daar loopt de Macht, ons staatshoofd, met kenmerkende gelaatstrekken. Onder het spoor door. De koning zwaait en kijkt zijn onderdanen indringend aan.

Op dat paard daar, onder de poort der zegevierende opmarsen, reed de Macht, met trekken als uit steen gehouwen en met flikkerend oog! De macht die over ons heen waart en wier hoeven wij kussen!

King_of_the_Mountain
Uit de film: ‘Der Untertan’ (1951)

De menigte wordt wild van euforie. Daar is Hij dan. Stralend, lachend. Zal hij ook mij de hand drukken? Zal hij ook mijn half-geknakte oranje gerbera aannemen; of de kleurplaat van mijn zoon? Enkele oudgedienden, die zweren dat hun betover-overgrootvader bij het huwelijk van Willem II en Anna Paulowna waren, beginnen te zweten en extatisch te stralen: nog even en ook zij hebben een verhaal, een familietraditie, die deze generatie voor altijd als wapenfeit zal aandragen op komende verjaardagen van de Koning. Voor sommigen wordt de spanning gewoonweg te veel, flauwtes, benauwdheden, of een ongekende dosis adrenaline. Daar, breekt een jongeman door de dranghekken. Daar rent hij over de afgebakende weg. Daar rent hij langs de gespannen gezichten: hij moet dichterbij komen, hij moet hem zien! Daar is Hij dan.

[D]e keizer, die van zijn paard gestegen was, keek hem met flikkerende ogen aan; hij doorboorde hem met zijn blik. Diederich nam met een heftig gebaar zijn hoed af, zijn mond stond wijd open, maar de kreet kwam niet. Daar hij zijn schreden te plotseling inhield, gleed hij uit en kwam met geweld in een plas terecht, met zijn benen in de lucht, overal ondergespat door modderig water. Toen lachte de keizer. Die man was een monarchist, een getrouwe onderdaan! De keizer wendde zich om naar zijn begeleiders, sloeg zich op de dij en lachte. Diederich in zijn modderplas keek hem na, terwijl zijn mond nog open stond.

Grandioos! Onbetaalbaar, onwerkelijk! Hij heeft oog in oog gestaan met de Koning, ja, hij lachte zelfs naar mij! Met een euforie die grenst aan het maniakale rent Diederich richting een café, hij moet zijn verhaal delen. Daar zat een vrouw.

‘Zo juist heb ik de keizer ontmoet’, zei hij dadelijk. ‘De keizer?’ vroeg ze, alsof ze uit een andere wereld kwam. Met grote, ongewone gebaren begon hij er gejaagd uit te gooien wat hem verstikte. Onze kranige jonge keizer, helemaal te midden van razende oproerlingen!

‘Oh’, zei de vrouw terwijl ze haar boek dichtsloeg en hem onverschillig aankeek. ‘Dit ga ik nooit vergeten, dit kan ik nooit vergeten, al zou ik het willen!’, gilde Diederich extatisch. ‘Ik beloof je, ooit laat ik ter ere van de Koning een standbeeld bouwen. Ooit sta ik weer oog in oog met hem. Ooit, zal hij weer naar mij lachen!’. Verveeld keek de vrouw Diederich aan en zei: ‘Het zal me wat, een standbeeld voor de koning? Wat een onzin.’

‘Domme gans!’, dacht Diederich.

Jaren vlogen voorbij, en Diederich was zijn belofte nooit vergeten. Het standbeeld zou er komen, hoe dan ook. En zo geschiedde.

‘In de middeleeuwen zou Wilhelm de Grote heilig zijn verklaard. Thans echter richten wij een eersterangs gedenkteken voor hem op!’… ‘Als thans het omhulsel wegvalt, indien de vaandels en standaarden zich ten groet nijgen, wanneer de degens omlaag gaan en de bajonetten tijdens het presenteren blinken…’

Een gruwelijk onweer verstoorde de onthulling van het standbeeld, de redevoering welke Diederich zo zorgvuldig had voorbereid viel weg in het dondergeruis. De opperpresident van het festijn maande Diederich haastig tot het onthullen van het beeld. En zo geschiedde.

Wilhelm_der_Gr_sse
Storm

En de aanblik van Wilhelm de Grote zoals hij daar door de lucht reed, in de houding van huisvader, maar omringd door alle afschrikwekkende attributen der Macht, staalde de onderdanen nogmaals tegen de bedreigingen van boven, en het Leve de Keizer van de opperpresident vond levendige weerklank.

Het onweer werd heviger, onhoudbaar. De notabelen, het volk, de onderdanen, iedereen zocht zijn heil in de gebouwen rondom het plein. Ook Diederich moest de aanblik van zijn geliefde keizer verlaten. De storm vernietigde het dorpsplein. Er bleef echter een rots in de branding, slechts één onwrikbaar, onverslaanbaar icoon: het standbeeld van Wilhelm de Grote stond als onaangetast.

The_remains_of_the_day
De keizer is onoverwinnelijk

Citaten afkomstig uit: Heinrich Mann, De onderdaan (oorspronkelijke titel: ‘Der Untertan’, oorspronkelijk gepubliceerd in 1918), vertaald door D. van der Linden, 1950, Elsevier.